Evelien Ruijters: ‘De triatlon was geen liefde op het eerste gezicht’

Ze was jarenlang een bekend gezicht op de atletiekbaan, maar na een gescheurde enkelband werd het stil. Diep verscholen in de Limburgse heuvels werkte ze gestaag aan een metamorfose tot triatlete. Een traject van vallen en opstaan, letterlijk en figuurlijk. Maar nu, tien triatlons verder, vallen de puzzelstukjes steeds vaker in elkaar.

Het is een tijdje stil geweest rond jou. Wat heb je de afgelopen jaren gedaan qua sport?

Wat niet? Ik heb bergen beklommen op mijn wielrenfiets, getraild in de Guadarrama, gewandeld in Ierland, Corsica en kennis gemaakt met mijn mountainbike. Die laatste was moeilijk te temmen (100 valpartijen verder..), maar tijdens Egmond-Pier-Egmond ging ‘ie soepel door het strand. Ik heb gekoerst op de wielerbaan, geproefd van het peloton – en helaas ook (wéér)  van het asfalt, een zwemcursus gevolgd en het Limburgse tijdritcircuit onveilig gemaakt. Ik stond op de top van Sierra Nevada, heb opnieuw leren rennen en inmiddels ben ik 10 triatlons verder. Nu ik dit opschrijf, realiseer ik me overigens dat ik niet veel heb stilgezeten…

Hoe heb je je peesblessure onder controle gekregen?

Eigenlijk is de vraag ‘waarom duurde het zo lang voordat je je blessure onder controle kreeg?’ een betere… In 2015 scheurde ik mijn enkelband tijdens de Sylvestercross in Soest. Dat dat het eind van mijn hardloopcarrière zou betekenen, had ik nooit gedacht. Even rusten, een beetje fietsen, wat oefenen en dan sta ik er weer, dacht ik. Ik deed er 3 dagen een zwachtel omheen en op dag 4 beklom ik de Mont Ventoux op mijn wielrenfiets. Tapen vond ik niet nodig, gewoon doorfietsen leek me goed en daarbij, ik had over 3 maanden een halve marathon gepland. Die moest en zou door gaan, met of zonder dikke enkel. Koppig ‘shopte’ ik van fysio naar fysio, van sportarts naar orthopeed en bleef ik zoeken tot iemand een snelle oplossing had voor mijn enkel. Dat laatste was er niet, maar ook een alternatief ontbrak. Het werd een lange zoektocht.

foto: Wouter Roosenboom

De halve marathon liep ik hard, maar de dagen erna kon ik nauwelijks wandelen. Ik stopte mijn kop in het zand en ging fietsen, lang fietsen. Dan hoefde ik er in ieder geval niet aan te denken. Achteraf vond ik het heel lang belangrijker om fit te blijven dan goed te revalideren..

Voordat dit laatste prioriteit kreeg, was ik 3 jaar, twee operaties en 6 weken gips verder. Op goed geluk zocht ik mijn heil bij een sportrevalidatiepraktijk in Antwerpen. Achteraf de beste beslissing ooit. Ik kan me het antwoord van mijn Belgische fysiotherapeute nog goed herinneren toen ik vroeg: ‘Hoe vaak moet ik deze oefeningen eigenlijk doen?’ ‘Amai, elke dag natuurlijk, wat is dà nu voor vraag?’ Na een tweeëneenhalf uur durende oefeningensessie waar ik me zwetend, puffend en met een hongerklop doorheen sloeg, zei ze met een grijns: ‘Zo, goed gewerkt, volgende week weer.’ De moed zakte me in de schoenen. De reis naar Antwerpen was file-technisch een ramp en het vooruitzicht op een wekelijkse oefensessie maakte me allesbehalve vrolijk. Voorzichtig peilde ik of ze dacht dat ik ooit weer zou kunnen rennen. ‘Ah ja, da komt goed, maar niet binnen een jaar’, was het antwoord. 

Achteraf vond ik het heel lang belangrijker om fit te blijven dan om goed te revalideren.

Heel veel oefeningen, gecombineerde fiets-/autoritten naar Antwerpen en strenge blikken van mijn fysiotherapeute later kan ik een uur rennen en lukt het om triatlons te finishen. De stijfheid blijft, maar de pijn is weg. Het begin is gemaakt…

Je hebt net de triatlon van Maastricht gedaan. Hoe is het gegaan?

Dat was een zware race. Een paar weken terug won ik in Stein de 1-60-10 (1 km zwemmen, 60 km fietsen, 10 km lopen). Een tikje overmoedig waagde ik de gok en schreef ik me in bij de prof-atleten in Maastricht. Op de dag zelf bleek dat het water te warm was voor mijn favoriete, extra drijvende ‘wetsuit’. Voor slechte zwemmers (en dat ben ik..) geen goed nieuws. Na welgeteld 5 seconden was ik mijn groep prof-triatleten kwijt en werd het een eenzame 1,5 km zwemmen in de Maas. Helaas was het gat niet meer dicht te fietsen en met de huidige loopbenen kwam ik niet verder dan een 10e plaats.     

Triatlon is populair geworden de laatste jaren. Hoe verklaar jij dit?

Goeie vraag, ik weet het eigenlijk niet. Tot een paar jaar geleden telde je mee als je de marathon gelopen had. Inmiddels is dat misschien een beetje suf en zoekt de mens meer afwisseling? Dan zit je goed bij de triatlon, want met 3 sporten is dat er zéker.

Daarnaast is het blessure-technisch verstandig, wellicht speelt dat mee? Voor veel sporters is dagelijks hardlopen niet weggelegd, té belastend. Hardlopen is, samen met voetbal, de meest blessuregevoelige sport. Fietsen is daarentegen vrijwel onbelast; de kracht op je gewrichten is minder en, mits je houding goed is, de kans op blessures een heel stuk kleiner.

Wat was de grootste uitdaging aan de overstap van hardlopen naar triatlon?

Eigenlijk is er elk jaar een nieuwe uitdaging in deze sport. Dat maakt het een interessante puzzel waarbij het misschien wel jaren gaat duren voordat de stukjes op z’n plek vallen.

Toen ik net begon met fietsen, was mijn langste duurinspanning anderhalf uur. Na een uur op de fiets begon ik vaak al te klagen. ‘Komt er nog een koffie-stop?’ vroeg ik dan voorzichtig. ‘Eef, we zijn net begonnen’, was steevast het antwoord. Ik was eigenlijk helemaal geen duuratlete, kwam van de 800 m en 1500 m op de baan en was vooral gewend om hard door de verzuring heen te ‘pushen’. Die transitie, van relatieve sprinter, naar duuratlete, heeft écht een paar jaar geduurd.

foto: Wouter Roosenboom

Daarbij was het niet gemakkelijk om in twee sporten bij nul te beginnen. Ik blonk uit in hardlopen, dat kon ik goed en was comfortabel. Op de fiets moest ik veel angst overwinnen. Ik vond het eng om in het wiel te rijden, was bang in de afdaling en remde voor elke bocht (dit laatste doe ik overigens nog steeds te veel). Ook met zwemmen begon ik onderaan; ik kon alleen schoolslag.   

Ik heb de fiets (en zéker mijn mountainbike) vaak uit frustratie aan de kant gegooid. Gelukkig klom ik er net zo vaak weer op. Inmiddels ben ik een goede tijdrijder; dat is fijn om te merken. Samen met mijn vriend Maarten, die werkt bij ‘CyclingLab’ (www.cyclinglab.cc) sleutel ik nog altijd aan mijn tijdrithouding. Hoe aerodynamischer, hoe sneller.

Eigenlijk is er elk jaar een nieuwe uitdaging in deze sport. Dat maakt het een interessante puzzel waarbij het misschien wel jaren gaat duren voordat de stukjes op z’n plek vallen.

Het zwemmen is mijn zwakste schakel. In het zwembad gaat het redelijk, maar open water is een ander verhaal. Dan mis ik de techniek, de kracht en de oriëntatie. Tijdens mijn eerste triatlons ging ik uit paniek vaak hyperventileren. Toch kriebelt het ook om dat zwemmen aan te pakken. Dat is nog een ondergeschoven kindje.

Vanuit de triatlonwereld wordt vaak beweerd dat lopers zeer ouderwetse trainingsmethoden hanteren? En ook hoe ze omgaan met voeding en verzorging. Hoe ervaar jij dit?

Goh, volgens mij heb je in elke sport atleten en trainers die zich verdiepen in nieuwe trainingsmethoden, maar ook sporters die dit niet doen. Ik weet niet of triatlon hierin verschilt van hardlopen. Ik weet wèl nog dat er in mijn hardloopjaren vaak gefocust werd op details; op het perfect uitvoeren van een loopscholing bijvoorbeeld. Of er was discussie of we 5 x 1000 m of 6 x 800 m gingen lopen. Die discussie wordt volgens mij pas relevant als de basis goed is. Als je werk-privébalans in orde is, als je pezen en spieren belastbaar zijn, als je goed slaapt en herstelt. Achteraf was het misschien wel veel relevanter geweest om díe vragen eens te stellen.

Die disbalans zie ik overigens ook bij triatleten: te weinig slaap om te herstellen, maar elke baan in het zwembad klokken. Of de duurste fiets kopen en er dan belabberd op zitten. 

Momenteel is die basis bij mij beter, veel beter. Niet optimaal, maar ik zie de grote lijn, het gaat niet om details.

Welke tips heb je voor lopers die ook eens een keer een triatlon willen doen?

Geduld. Dat ten eerste. Ik zie mensen met nul sportervaring inschrijven voor een hele triatlon. Dat is vragen om problemen. Met name pezen hebben soms wel 2 jaar nodig om te wennen aan een nieuwe sportbeweging. Ik snap het ‘bucketlistdoel’, maar als je vervolgens een jaar uit de roulatie ligt, vraag ik me af of het dat waard is. Dit is uiteraard voor ieder mens anders.

Mij lijkt het veel leuker om langzaam op te bouwen richting een eerste sprint- of kwarttriatlon en dan uit te bouwen. Volgens mij is dat een leuker proces en daarbij, tijd is je vriend.

Hoe ziet een gemiddelde trainingsweek er voor jou uit?

Het afgelopen jaar trainde ik gemiddeld acht tot tien uur per week. Op maandagavond zwem ik 40-50 minuten en op dinsdagavond doe ik een pittige tempotraining van 1 tot 1,5 uur op de Tacx. Dat vind ik zwaar, dus de muziek staat hard. Op woensdag heb ik gelukkig vrij. Dan ontbijt ik rustig en stap ik op mijn fiets of mountainbike voor een duurrit van zo’n 3 uur. Op donderdag ren of zwem ik 50 minuten en combineer ik dat vaak me een half uur romp/enkeloefeningen. Op vrijdag doe ik niets, op zaterdag maak ik vaak een fietsrit met de groep (3-3,5 uur) en op zondag ren of zwem ik een uur en doe ik opnieuw een half uur romp/arm/enkeloefeningen. Ik ben flexibel in mijn trainingen en maak, met een schuin oog van Maarten, mijn eigen schema’s.

Als je nu terugkijkt, wat zijn voor jou lessen geweest? Wat zou je anders doen?

Ik wilde vaak te veel. Ik was 50 uur per week bezig met mijn opleiding, wilde 100 km per week hardlopen, een sociaal leven onderhouden en dit alles maximaal en perfect. Ik stond om zes uur op en schoof geregeld om negen uur ’s avonds kapot aan voor het avondeten. Ik sliep te weinig, at niet goed, schoot te kort in herstel en had om de haverklap blessures. Uiteindelijk breekt dat op en sta je aan de kant.

Ik heb vaak met pijn getraind. Achteraf had ik hierover opener moeten zijn naar mijn trainers. Maar ik wilde zó graag. Dan was ik toch altijd trots dat ik de training afgerond had, met of zonder pijn. Ik had graag meer geduld willen hebben, mijn lichaam meer willen volgen zonder het te forceren. 

foto: Wouter Roosenboom

Toch is ook dat een talent. De echte toppers maakten vaak slimmere keuzes; minder studeren of werken, minder sociale activiteiten. Ik heb studie en sport altijd maximaal gecombineerd, dat was niet altijd makkelijk. Ondanks dat heb ik die brede interesse altijd gehad, er is meer dan sport. Daarbij vond ik het topsportleventje vaker eenzaam en eentonig. Dan lag ik de dag voor de wedstrijd op bed en gingen mijn vriendinnen op stap. Of gingen we drie weken trainen in Zuid-Afrika en was ik daarna zó afgestompt dat ik twijfelde: is dit eigenlijk wel mijn droom?

Natuurlijk is het rot dat een blessure de oorzaak is geweest van het einde van mijn hardloopcarrière. De geur van tartan, de ‘buzz’ van een zomeravondwedstrijd, het gevoel te vliegen op spikes, hard door een bocht. Dat gevoel vind ik nog niet in de triatlon. Het is werken en zwoegen, met veel materiaal, ook dat. En toch, soms, op een goede dag, is het er ineens: de perfecte cadans op mijn tijdritfiets, de wind over mijn helm, armen op het stuur en 40 op het scherm…

Heb je nog iets op je bucketlist staan wat je heel graag zou willen?

Ik droomde een tijdje van de hele triatlon. Het liefst in Maastricht, maar het is nog maar de vraag of die er ooit weer van komt. Ik ben niet meer zo van de bucketlistdoelen. Ik vind het leuk om de triatlonpuzzel te optimaliseren. Die puzzel is moeilijk, maar daardoor uitdagend. Ik ben tevreden als ik alle drie de onderdelen van de triatlon beheers en in stijl kan finishen. Of dat in een hele triatlon kan…? De tijd zal het leren.

Hoe combineer je deze sport met je werkzaamheden als huisarts?

Werk is een deel van die puzzel. Soms is dat nog steeds een worsteling. Als het druk is en mijn hoofd vol zit. Of als ik een palliatieve patiënt begeleid en ik trainen onbelangrijk vind. Eigenlijk train ik best vaak om mijn werk goed te kunnen doen. Door sport kan ik afschakelen, hoef ik even niet na te denken en krijg ik nieuwe energie. Ik ben ook gewoon heel graag buiten. Sportend, wandelend of met mijn nieuwe camera, het geeft altijd rust. Wedstrijden zijn de bonus, dit laatste is de basis.

Door de jaren heen heb ik een goede balans gevonden. Ik werk ongeveer 34 uur in een huisartsenpraktijk (verdeeld over 3,5 dag) en draai gemiddeld 1 à 2 avond-/weekend-/nachtdiensten per maand. Sinds een jaar volg ik een opleiding tot ‘kaderhuisarts bewegingsapparaat’. Dit kost me zo’n 2-4 uur studie in de week. Momenteel ben ik bezig met het opzetten van een blessurespreekuur in de praktijk. Wie weet lukt het me om de zoektocht die veel sporters in blessuretijd afleggen, te verkorten. Dat zou mooi zijn.  

De dagen op de praktijk zijn vaak hectisch. Dan ga ik om 7.45 uur de deur uit en kom ik tussen 18.00 en 18.30 uur thuis. Er is op zo’n dag weinig tijd voor pauze en het vraagt energie om elke 10 minuten een besluit te nemen. Op drukke dagen train ik dan ook rustig, op rustige dagen intensief.

Hoe kijk jij als huisarts naar de ontwikkelingen in deze maatschappij qua fitheid van kinderen en volwassenen?

Ik zie in de huisartsenpraktijk veel problemen die met een betere leefstijl opgelost of verbeterd zouden kunnen worden. Een hoge bloeddruk of een hoog cholesterol is heel vaak het gevolg van inactiviteit, roken of verkeerde voeding. Ditzelfde geldt voor suikerziekte, gewrichtsslijtage, rugproblemen… en zo kan ik nog een hele lijst noemen. Zelfs bij angst- en stemmingsproblemen boekt ‘running therapie’ bijna even goede resultaten als antidepressiva.

Tóch schrijven wij huisartsen nog veel medicatie voor. Het is makkelijker en sneller (voor zowel patiënt als arts) om een receptje te schrijven dan de patiënt te overtuigen om gezonder te eten. Dat laatste kost tijd, dat kan niet in 10 minuten. Daarbij willen ook patiënten vaak de snelle oplossing: een tablet slikken is gemakkelijker dan een half uur bewegen. Dit is slechts een heel klein stukje huisartsgeneeskunde voor een probleem dat veel te complex is voor één artikel.

Like this article? Share it!

Misschien vind je deze ook interessant?