2 simpele trucs om sneller te worden

Ja, lopen moet leuk blijven. Maar meestal is het nog wat leuker als je een beetje sneller kan lopen. Daarom 2 trainingsvarianten waardoor je snelheid ‘kweekt’.

Om een snellere loper te worden, heb je intervaltrainingen nodig. Die komen van pas tijdens allerlei wedstrijden, zelfs bij een marathonvoorbereiding.

Iedereen kan op zijn niveau intervals implementeren in zijn training. Beperk aanvankelijk wel de duur van de blokken en bouw stelselmatig op. Koppel in het begin ook geen tijdsdoel aan je intervals, maar probeer bijvoorbeeld 2 x 5 minuten van je training aan een hoger tempo te lopen. Daarna kan je het aantal herhalingen opdrijven en/of de duur van je blokken.

2 simpele manieren om intervals in je training te steken …

1. Naar boven

Obstakels zijn ideaal om een interval te doen. Denk aan een heuveltje in het bos of een brug. Ga aan een stevig tempo omhoog en herhaal dat. Ook in dit geval begin je met een beperkt aantal herhalingen en bouw je stelselmatig op.

2. Spurt

Deze methode is een afgeleide van het puntje hierboven. Hierbij leg je het intensieve blok op het einde van je training. Kies bijvoorbeeld voor een snel laatste stuk van 5 minuten of deel je eindspurt op in 2 blokken van 2,5 minuten. Ook hier kan je het aantal herhalingen of de duur van je eindspurt na verloop van tijd opbouwen. Hoe langer je ‘eindspurt’ wordt, hoe realistischer het wordt om een negatieve split te lopen (het tweede deel van je wedstrijd/training is sneller dan het eerste).

Like this article? Share it!

Misschien vind je deze ook interessant?