Groen, weids, wonderschoon. Natuurgebied de Hellegatsplaten langs de boorden van het Volkerak is een paradijs voor vogels als de lepelaar, ijsvogel en zeearend, voor de roodborsttapuit, brilduiker, grote zaagbek en witgatje. Er grazen heckrunderen en wilde paarden en zo nu en dan – maar nooit meer dan drie keer in de week – rent daar een man in een diepblauw trainingspak van Adidas en karakteristieke Ray-Ban met getinte glazen.
‘Prachtig, geweldig mooi. Een soort verborgen parel’, noemt Dave von Raven de Hellegatsplaten. ‘Ik hou heel erg van de natuur, van die weidsheid daar. Ik kom natuurlijk uit de stad en daar zie ik mensen ook hardlopen. Dat vind ik niks. Als ik op het terras zit daar, zie ik wel zo’n hele groep meiden die ’s avonds aan het hardlopen zijn. Die zitten natuurlijk de hele dag op kantoor en gaan dan ’s avonds in diezelfde kutstad hardlopen. Daar zou ik niet aan moeten denken, met al die dingen om je heen, met al die mensen die aan het zuipen zijn en het gezellig hebben. Ik vind het heerlijk om in die weidse natuur te zijn. Ik wil hardlopen in een gebied dat me inspireert.’
‘Kwam je lekker lazarus terug van een optreden en alle cafés zijn nog open en overal is het feest.’
Rotterdam was altijd zijn biotoop. Hij is er geboren en getogen, het was zijn stad. ‘Kwam je lekker lazarus terug van een optreden en alle cafés zijn nog open en overal is het feest.’ Dat leven leidde hij lang en beviel hem prima. Tot hij 2,5 jaar in de studio stond en ineens onderuit ging. Zomaar. Het was een eyeopener. In het ADvatte hij zijn fysieke staat van dat moment samen: ‘Ik had een pens, een plofkop en een dikke reet.’ Von Raven gooide z’n leven om. Het moest gezonder, met meer regelmaat. En hij ging ook op zoek naar een andere woning, die hij vond op oostelijk Goeree-Overflakkee.
Voor een dorp van amper 2500 zielen telt Ooltgensplaat opvallend veel rijksmonumenten, waaronder het raadhuis uit de zeventiende eeuw en het fort Prins Frederik uit dezelfde tijd. Er is een camping en een jachthaven, maar aan opwinding zal het kerkringdorp niet ten onder gaan. ‘Je beleeft ’t in Ooltgensplaat’ is te lezen op het bord bij het binnenrijden van de bebouwde kom. De enige activiteit die op de rol staat, is de vakantiebijbelclub in het laatste weekeinde van juli.
De rust bevalt hem prima. Von Raven vond een sfeervol oud huis met ruime tuin en garage, wat in Rotterdam voor hem onbetaalbaar zou zijn. De keuze viel niet op Ooltgensplaat vanwege het hardlopen door de Hellegatsplaten. ‘Maar’, zegt hij, ‘het heeft wel te maken met een nieuw soort invulling van hoe ik de dagen doorbreng. Hardlopen is daar is een onderdeel van. Het is een doorlopend plan, zeg maar, dat ik zelf heb ontwikkeld.’
Dagelijks ontbijten, lunchen op gezette tijden horen ook tot dat plan. ‘Regelmaat is de sleutel tot een in ieder geval iets gezonder bestaan. En wat minder drinken. Het eerste halfjaar dronk ik zelfs helemaal niet, maar daar vond ik geen reet aan. Sta je ’s ochtends op en je denkt: wat ga ik doen vandaag? Nou, in ieder geval niet drinken. Dat vind ik niet leuk, ik ben een levensgenieter. Ik drink minder, maar geniet er nu veel meer van.’
Hij kon lang goed tegen dat ongezonde leven. ‘Na je 25e jaar vraagt je lichaam om een andere aanpak. Tenminste, mijn lichaam wel. Daar ben ik dus mee aan de gang gegaan en dat was erg wennen in het begin. Ook aan dat hardlopen. De eerste keer ging gewoon goed. Tweede keer was al minder… Toen voelde ik ook aan mijn lichaam dat ik nog nooit iets heb gedaan aan sport. Dat wist ik wel, maar dan vóel je het ook. Op een gegeven moment ging het steeds beter. Soms loop ik een maand niet en als ik het dan weer oppak, zit ik er zo weer in.’
Het hardlopen is hij gaan waarderen. ‘Ik ga ook wel eens wandelen bij de Hellegatsplaten. Beetje naar de vogels kijken, weet je wel. Kan ook als je aan het hardlopen bent. Muziek in mijn oren doe ik ook niet meer. Vind ik niks, want dan ga je op de muziek letten.’
Toch luistert hij naar een hardloopprogramma, waarbij de muziek uit gaat. ‘Dan heb ik die Belgische in mijn oor. Hoe heet ze ook al weer? Oh ja, Evy [Gruyaert; pve]. Ze heeft natuurlijk een aantal woorden bij een computer ingesproken, die in een bepaalde volgorde zijn gezet. Kom. Op. Dave…Heel raar allemaal, maar wel lekker dat je niet steeds op je klokkie hoeft te kijken omdat je na twee minuten lopen weer een minuut moet wandelen.’
Drie keer in de week loopt hij zo’n vijf kilometer. Als het er van komt. Het is niet zijn grootste passie, maar het doet hem goed. ‘Ik vind het leuk dat ik er aan ben begonnen. Dat voel ik gewoon aan mijn lijf en aan mijn hoofd. En wat is gepassioneerd, hè? Je hebt voor jezelf een aantal dingen waar je heel gepassioneerd over bent. Muziek in mijn geval en die hele levensstijl die daar bij past. Dan bedoel ik niet de drank, maar de sixties, mijn Peugeot 404 uit 1962, oude radio’s, gitaren, jukebox. Dát is mijn passie, weet je wel.’
‘Kijk, de echt fanatieke hardloper zou nooit roken. Ik wel. Je doet het lopen zoals je het doet. Ik hoor wel eens dat ik mijn armen meer moet bewegen. Ja, dat weet ik allemaal niet. Schijnt ook dat ik een beetje naar voren gebogen loop. Ik doe het op mijn eigen manier. Zo doe ik dat met alles.’
Het was bijna onvermijdelijk, ook Dave von Raven raakte na verloop van tijd geblesseerd. Shin splint. ‘Daar had ik onwijs veel last van, dat geloof je niet. Dat weekeinde dat de pijn op z’n ergst was gingen we met de band naar Spanje. Ik heb daar drie dagen bijna niet meer kunnen rondlopen van de pijn. Daarna heb ik het ook even rustig aangedaan met hardlopen. Je moet er natuurlijk aan wennen, zeker na 35 jaar niks doen. Dat lijf schrikt zich de tering, jôh.’
Hij heeft nooit iets met sport gehad. ‘Ik heb het nooit gedaan, nooit op voetbal gezeten, nooit op het schoolplein gedaan. Helemaal niks.’ Zo zat hij ook slechts één keer in De Kuip bij een wedstrijd van Feyenoord. Omdat zijn vader wel van voetbal houdt. ‘Imposant, die grootsheid van dat stadion, prachtig. Maar de wedstrijd zelf vond ik geen reet aan. Dat anderen het leuk vinden kan ik wel voorstellen, maar ik heb nooit de essentie kunnen inzien van dat rennen achter een bal aan en dat ‘ie dan in dat ene gaatje moet of in dat andere gaatje.’
‘Ik heb het nooit gedaan, nooit op voetbal gezeten, nooit op het schoolplein gedaan. Helemaal niks.’
Goed, hij is Rotterdammer en heeft dus een Feyenoordhart. ‘Je bent zo opgevoed.’ Maar eigenlijk vindt hij Sparta de leukere club. Hij speelde er een paar keer met zijn band. ‘Bij Sparta komen echt onwijs leuke mensen, de sfeer is leuk en ik ben meer gevoelig voor sfeer dan voor het winnen van iets of van iemand. Ik niks met voetbal. Of basketbal. Ik heb niks met sport en zeker niet met teamsporten.’
Hij zat al jong achter de piano, trad op zijn zesde jaar al op. Vanaf zijn twaalfde verdiende hij er ook iets mee. ‘Spelen voor een patatje en een biertje, zoals Andy Tielman [pionier van de rock ‘n’ roll in Nederland; pve] zou zeggen.’ Later pakte Von Raven de gitaar op en formeerde The Madd, waaruit in 2011 The Kik voortkwam, die zo lijkt weggelopen uit het Liverpool van de jaren ’60. De muziek, de meervoudige stemmen, de kleding: alles ademt sixties enmerseybeat.
Nu is Dave von Raven geboren in 1981. Hij is dus niet blijven hangen in het verleden, hij heeft het moeten ontdekken. ‘Dat komt omdat de popmuziek nog vrij jong is. Wat stellen die vijftig jaar nu voor in de hele geschiedenis van de muziek. We luisteren nog steeds naar Beethoven, Mozart, Bach. En in de popmuziek kies je toch voor het beste, voor wat je het meeste aanspreekt. Dat heb ik gedaan. Ik vind het kortzichtig om als muzikant automatisch uit te gaan van de muziek van jouw tijd. En ik ontdekte dus The Beatles. Dat heeft niemand me verder aangereikt.’
Die ontdekking kwam toen hij en jaar of tien was en door de rij lp’s van zijn vader ging. ‘Daar stond niet veel tussen. hoor. Platen van Arcade. Alle dertien goed, dat werk. En er stond één verzamelplaat van The Beatles. Wist ik veel. Ik zag een foto van die jongens op de achterkant van de hoes. Ze zagen er modern uit, weet je wel. Modern in de jaren ’90, ja. Vond ik wel. Soort van tijdloos, alternatief. Ze zaten een beetje te roken, te kaarten. Ergens in Frankrijk, off stage. Ze zagen er een beetje uit als Oasis in diezelfde tijd, weet je wel. Daar hield ik ook van. Er zit natuurlijk veel Beatles in Oasis.’
Enfin. Hij zette die plaat op en was gelijk verkocht. ‘Het basisjaar voor de popmuziek is natuurlijk 1966’, zegt hij. ‘Vind ik wel, daar zit alles in. Het spontane, beetje naïeve van de beatgeneratie, dat daarna al snel overging in de, zeg maar, serieuze popmuziek. Het was een spannend jaar, 1966. Revolver van The Beatles kwam ook in dat jaar uit, hun beste LP. Eén voor Sgt. Pepper’s Lonely Heart Club Band. Als ze in 2090 een computer uitvinden vol kunstmatige intelligentie, komen de jaren ’60 van de vorige eeuw er als beste decennium uitrollen. Dat weet ik zeker, als een soort religieuze overtuiging. Ik geloof in de sixties, in The Beatles en alles daar omheen hangt. Ik geloof daar echt in.’
Behalve de muziek ontdekte hij die héle jaren ’60 van de vorige eeuw. Thuis in Ooltgensplaat staat een jukebox uit die tijd. En een dressoir, stoelen, alles. ‘Een soort surrogaatwereld’, geeft hij toe. En zou hij er een hebben kunnen vinden, was zijn trainingspak van Adidas ook retro geweest. ‘Maar je moet daarin ook weer niet te ver doorslaan, anders word je een karikatuur van jezelf. Toen mijn vriendin vijftien jaar geleden bij me kwam wonen, stond er ook een oude tv van Philips in huis. Zó groot, met een heel klein beeldschermpje en twee draaiknoppen aan de voorkant. Die deed het niet eens. De hele huiskamer was een soort museum waarin je eigenlijk niet kon leven.’
Of hij nu praat over de muziek uit de die tijd, over meubels, auto’s of apparaten, Von Raven doet dat altijd met een kwinkslag. Met een plezierige onderlaag van humor, die ook in de sound van The Kik is te beluisteren. Tegelijk is er die adoratie als hij zijn stereo-installatie uit 1959 aanhaalt. Hij is er verkocht aan. ‘De eerste stereo die Philips ooit heeft gemaakt. De oerstereo, de eerste met losse componenten. Destijds alleen voor de adel die het geld wel had. Hij is nu piekfijn in orde. Ik moet er niet aan denken dat ik mijn lp’s op een andere installatie draai.’
‘Die dingen’, zegt hij, ‘wil ik wel in stand houden en daarin ga in vrij ver. Als ik in die oude Peugeot rij, geniet ik daar ook echt van. Ik weet niet wat het is, maar ik vind het gewoon tof, weet je wel. Dat geldt voor alles dat ik doe: ik moet het leuk vinden. Ook met dat hardlopen. Ik doe er alles aan om het leuk te maken. In zo’n zaaltje op een tredmolen lopen, vind ik geen reet aan. Dan ben ik er weer zo mee klaar. In de natuur verveelt het niet.’
Die muziek van de sixties verveelt hem nooit, maar Von Raven en The Kik zijn er ook niet in blijven hangen. ‘In het begin hielden we ons daar heel erg aan vast, zeker ik. Arjan [Spies, gitaris; pve] vroeg wel eens of hier geen trompetje of zo moest komen. ‘Nee, nee, nee’, zei ik dan, ‘dat deden ze in 1964 ook niet. We houden vast aan de beatmuziek.’ Maar je maakt als band een ontwikkeling door. Je wordt ouder, laat meer dingen toe. Het zou toch raar zijn om een band in een fantasiewereld te laten opereren? En je maakt met z’n vijven ook dingen mee. Je reist door het hele land, maakt plezier, maakt ruzie, er gebeuren dingen in ons leven, dingen veranderen. De muziek gaat daar naar klinken. Zo is The Kik gegroeid van een vrij stijlvaste sixtiesband naar een écht band. Een band met bestaansrecht.’
Een band die toert langs de theaters en Nederlandstalige teksten brengt. Een band waar het plezier van afstraalt. ‘Vind ik ook’, zegt Von Raven. ‘Ik ben echt heel blij met de band, dat is met geen pen te beschrijven. Toch zijn er nog altijd wel mensen – weinig overigens – die na al die jaren nog altijd denken dat het een gimmick is. Totaal niet. Soms zie ik in de popmuziek dingen die zó beladen zijn, dat ze daardoor juist weer grappig worden. The Kik heeft iets laconieks, heeft humor, en dat is alles behalve een gimmick.’
En hoe mooi en gevoelig is Schuilen bij jou, een van de vele hitcovers die The Kik maakte. Tekstregels uit die ‘hertaalde’ versie van In your arms van Chef’ Special ziet Dave von Raven nu terug in rouwadvertenties. ‘En het is vaak te horen bij uitvaartdiensten. Het is een moderne crematoriumklassieker aan het worden. Een compliment, eigenlijk.’
Die muzikale groei is er één, die van zijn gezondheid was dus een ander verhaal. ‘Ik zoop natuurlijk ook heel veel. Laat ik het niet onder stoelen of banken steken. In de bus van de band met een fles whisky tussen je benen… Allemaal leuk en lachen, en in het begin ís dat echt wel leuk. Maar het gaat je opbreken op een gegeven moment. Je hebt nergens zin meer in, neemt een borrel en dan gaat het wel weer goed. Je vak gaat er onder lijden, álles gaat er onder lijden. Je doet overal het licht uit, krijgt eerder bonje met mensen. Nou ja, dat gebeurde niet heel vaak, maar je wordt toch eerder vervelend, weet je wel?’
Met de verhuizing van Rotterdam naar Ooltgensplaat veranderde er veel. Onderdeel van zijn ‘doorlopend plan’ is het dagelijks ontbijt. ‘Dat deed ik nooit. En ik ga lunchen op gezette tijd. Regelmaat is de sleutel tot een in ieder geval iets gezonder bestaan dan ik hiervoor had. En wat minder drinken. Het eerste halfjaar dronk ik zelfs helemaal niet, maar daar vond ik geen reet aan. Sta je ’s ochtends op en je denkt; wat ga ik doen vandaag? Nou, in ieder geval niet drinken. Dat vind ik niet leuk, ik ben een levensgenieter. Ik drink minder, maar geniet er nu veel meer van.’
Teruggekomen van een optreden in het land dook hij vroeger zijn Rotterdam nog wel in. Die verleidingen kent Ooltgensplaat niet. En het is goed zo. Von Raven maakt ’s morgens zijn ontbijtje met twee knäckebrödjes. ‘Plakje ham erop met een hele zooi alfalfa, of verse spinazie, of wat dan ook. Daar heb ik genoeg aan. Ik heb ’s ochtends geen reuzenhonger, maar voel wel dat het lichaam op gang moet komen. En een half uur later moet ik schijten. Dat had ik vroeger ook nooit. Toch een teken dat je lichaam aangaat, weet je wel.’
Staat hij op donderdag, vrijdag en zaterdag in het land in de theaters, dan kookt hij op woensdag zijn maaltijden. ‘Die haalden we vroeger bij de supermarkt. Nu doe ik het zelf. Pasta, stamppotje of een Aziatisch dingetje. Met veel groente ook. Zoals ik vroeger bij mijn ouders at, zeg maar. De aardappels komen hier van het land, mijn groente haal ik bij een klein tentje die het zelf verbouwt. Ik drink ook volle melk van een boer hier uit het dorp. Van één koe, die elke dag dertig liter melk per dag geeft. De slager hier in het dorp maakt de beste gehaktballen van Nederland. Fantastisch. Ik kan echt genieten van die dingen. Zijn karbonaadjes zijn ook zo lekker. Als ik zo eet, kom ik gewoon niet aan.’
En er is dus dat hardlopen. ‘Het leek me de meest voor de hand liggende sport. Je hebt er niks voor nodig en het sprak me ook gelijk aan. Je hoort ook vaak dat mensen naar een sportschool gaan en dan op zo’n hometrainer of loopband, zeg maar. Of met een paar gewichten in de hand. Ik ga niet in een gymzaal staan met surrogaatlucht tussen nog 48 van die idioten die door die grote ruiten uitkijken over de stad. Een soort ruimtevaartgevoel, weet je wel. Dat vind ik niks. Ik wil naar buiten, naar zo’n mooi en inspirerend natuurgebied. Ademhalen, neus in de wind. Ook als het keihard regent. Interesseert me geen zak. De elementen, heerlijk. Dus dat hardlopen sprak me wel aan.’
Zijn gewicht schommelt tegenwoordig tussen de 70 en 73 kilo. ‘Met dat hardlopen, zeker in het begin, vlógen de kilo’s eraf. Echt, serieus. Ik woog 83 kilo en dat was voor mij heel zwaar, want ik was de eerste Nederlandse Ethiopiër. Goed, na Dolf Jansen dan. Je zag bij mij als kind echt mijn ribben zitten.’
De rest van The Kik heeft de frontman niet uitgelachen om z’n trainingspakje. ‘Het is ook bij hen allemaal wat minder geworden, al waren ze altijd al iets beschaafder dan ik wat drinken betreft. Maar als je die oude filmpjes bekijkt uit de tijd dat we net doorbraken – dat hebben toen inderdaad allemaal gefilmd – dan zijn we dagenlang on tour en staan we consequent met een glas in ons hand. Op élk shot zie je iemand drinken. Dat zeggen we nu ook tegen elkaar: we waren alleen maar aan het zuipen, man.’
Toen Von Raven besloot te stoppen met drinken, wat hij dus een half jaar deed, schakelde de hele band een tandje terug. ‘We hebben het nu allemaal wel gevonden. Wel een drankje, nooit excessief. En allemaal een wat gezonder leven. Op die manier kun je ook van het leven genieten. Daar komt bij dat Marcel Groenewegen en Ries Doms fanatieke wielrenners zijn. Komen allebei uit Tilburg en fietsen heel België door. Arjan Spies is ook een hardloper, maar ook op een vrij relaxte manier. En Ries, onze drummer, is een van De laatste der Mohikanen, een straighthead. Heeft zijn hele leven geen druppel gedronken. Geen vlees, geen vis, geen drugs. Nooit, nog steeds.’
Het leven lacht Dave von Raven toe. ‘Het is een soort lijnenspel en alles sluit goed op elkaar aan.’ De cd The Kik Hertaaltkwam een half jaar geleden uit en Dave von Raven zelf doet veel nieuwe dingen buiten de band om. Hij maakte furore als dirigent bij Meastro, deed een proef met een eigen talkshow bij de publieke omroep. ‘Superleuk, die kansen die je krijgt.’
Von Raven doet het zoals hij het doet. De hele band mag zijn gestopt met roken, hij rijdt in zijn oude Peugeot 404 ‘met de asbak wijd open’ naar het volgende theater of festival. Met een snelheid die goed past bij de sixties. ‘Die auto rijdt als een tierelier. Als ik word ingehaald door zo’n Audi die 140 rijdt, denk ik: ik moet nog maar zien of die van jou over vijftig jaar nog rijdt.’
Aanvankelijk reed hij ook in zijn Peugeot naar de Hellegatsplaten. Tegenwoordig doet hij dat op twee wielen. Hij had kunnen kiezen voor de oude Puch mét zo’n hoog stuur, die bij hem in de garage staat. ‘Maar dan moet ik die kuthelm op.’ Nee, Dave von Raven doet het op de Solex. Met dertig kilometer per uur, gestoken in een blauw trainingspak, op weg naar een rondje rennen.