“De marathon was een keerpunt in m’n leven”

Evelien de Bruijn (47) is behalve presentatrice van Hart van Nederland, ook sidekick en nieuwslezeres in de ochtendshow van dj Gerard Ekdom en heeft met Evelien’s lovesongs een eigen programma op Radio M Utrecht. Tussen de drieakters door loopt ze met een vrolijk gemoed hard. Het doel voor komend jaar is de 10 kilometer onder de vijftig minuten. “Ik heb een hele vervelende competitiedrang.”

TEKST: RENATE VERHOOFSTAD
FOTO’S: JOYCE BONGERS

Tegen de achtergrond van een pandemie die weer in alle hevigheid is opgeflakkerd, treft De Bruijn op een druilerige ochtend in januari de voorbereidingen voor het ontbijt voor de volgende dag: een bordje havermout. “Met noten en fruit en dat maak ik dan een dag van tevoren, zodat het een nacht kan staan.”

Klinkt als de routine van een topsporter en zo voelt het soms ook. Elke dag nog voor het ochtendkrieken uit bed moeten, vraagt om een spartaans regime en het respecteren van de regels van rust, reinheid en regelmaat. De Bruijn: “Ik ben redelijk gedisciplineerd in wat ik doe. Ik leef in een soort blokken, dus zorg ik dat mijn kleren klaarliggen en mijn ontbijt klaarstaat als de wekker gaat. Dan is het slechts een kwestie van snel douchen en – hup  – op weg naar Hilversum.” Het credo is vooral: geen gekke dingen doen en op tijd naar bed. Lachend: “Maar ik heb gelukkig ook nog wel een leuk leven hoor.”

Eigenlijk druist de herhaling van gewoonte in tegen haar natuur. De Bruijn: “Het liefst zie ik het allemaal wel, maar ik weet ook dat als ik het niet doe, ik ontzettend vermoeid raak, dat ik het gewoon niet red. Daarom doe ik het en daarom kán ik het ook. Toen ik nog vaker Hart van Nederland presenteerde, bleven we na de uitzending soms tot twee uur ‘s nachts hangen. Maar dan kon ik de volgende dag uitslapen en maakte het allemaal niks uit. Ik mis dat leven óók. En in die zin is corona voor mij ook een soort zegen, puur vanwege het feit dat ik dan geen last heb van FOMO (fear of missing out; red.). Dat ik bij het zoveelste etentje of gezellig moment eens niet als enige hoef te zeggen ‘sorry, maar ik ben er even niet’. Tegelijkertijd brengt die routine van me ook veel natuurlijk. Het geeft overzicht en rust als ik weet dat ik vandaag dit en dit moet doen voor morgen.”

De Bruijn groeide op in het Noord-Hollandse dorpje Kortenhoef, ging na de middelbare school studeren en vierde het leven groots en meeslepend. Het klassieke verhaal. Het waren de jaren van ver voor een gezonde levensstijl. Lachend: “Ik leefde vooral een soort horizontaal leven. Roken en alcohol drinken, ik heb het allemaal ontdekt.” Sporten hoorde op dat moment zeker niet bij the bigger picture, laat staan hardlopen. “Ik ben ook niet opgevoed met sport. Mijn vader deed vroeger aan waterpolo en mijn moeder was wel betrokken bij de roeivereniging, maar die werkte ook en voedde daarnaast nog drie kinderen op. Die had helemaal geen zin om mij ook nog eens op en neer te rijden naar een of andere sportclub.”

Toen De Bruijn een paar jaar later zwanger raakte van haar zoon Boris, kwam er een soort van ommekeer. “Langzaam maar zeker begon het besef in te dalen om gezonder te gaan leven. Om te beginnen met het plan om te gaan skiën met een groep vriendinnen. Dus wij de sportschool in om onder meer onze bovenspieren te trainen. Ik kreeg zó’n spierpijn, niet te doen gewoon! Ik had totaal geen spierkracht. Die trainingen waren de hel. Zoals ik me ook het naar school hollen met mijn zoon herinner en dat ik er dan hijgend achteraankwam. Dat zag er natuurlijk niet uit. En voor dat soort dingen ben ik gevoelig. Dus toen ben ik gaan hardlopen. Schemaatje erbij en er meteen heel stoer over vertellen tegen alles en iedereen natuurlijk. Bleken er heel veel mensen in mijn omgeving ook hard te lopen. Het was alsof er een soort parallel universum bestond met allemaal hardlopers. Wij tegen de rest.”

Aantrekkingskracht

Er volgde een periode van vallen en weer opstaan, een soort wittebroodsweken in de wondere wereld van het hardlopen. Beginnend op een paar huis-tuin-en-keuken-sneakers, maar uiteindelijk zelfs trainend voor de marathon met drinkgordel om en alles. “Toen zei mijn man: ‘Wat moet jij nou met die bomgordel?’ Die gooide ik snel weer af, maar toen had ik het probleem dat ik niets dronk tijdens het lopen en een keer een stel bouwvakkers langs de weg heb moeten aanhouden om te vragen of ik  alstublieft een slokje water mocht.”

Het begon ooit allemaal met de City-Pier-City. Een dapper plan dat De Bruijn had opgevat met een goede vriendin: “Stonden we daar in de tram van Rijswijk naar Den Haag met allemaal mensen in sportkleding om ons heen. En iedereen een beetje met elkaar kletsen. ‘En, hoe ver lopen jullie?’ Hoorde je bijna iedereen ‘tien kilometer’ zeggen. En dan stamelden wij; ‘Ja uh … vijf …’ Nou, dan was het gesprek meestal snel afgelopen. (Lacht). We wilden ons echter niet laten kennen, dus zeiden wij; ‘Weet je wat, wij doen ook gewoon de tien!’ Zo gezegd, zo gedaan. Daar hebben we uiteindelijk allebei eindeloos lang over gedaan natuurlijk. Mijn vriendinnetje werd letterlijk door de bezemwagen op de hielen gezeten. Daarna hebben we een halfjaar niet meer gelopen. Het doel was bereikt en we vonden het wel even mooi geweest. Maar toen leerde ik mijn huidige echtgenoot kennen en die was aan het trainen voor de marathon. Toen heb ik meteen gezegd dat ik zou meedoen.”

Ze leverde geen half werk. “Ik heb meteen een boekje gekocht, met een hardloopschema voor beginners en ik heb serieus ie-d-e-re centimeter uit dat trainingsschema gelopen. Niet één meer en niet één minder. Voor mij was dat heerlijk. Gewoon precies weten waar ik aan toe was. Dan zo en zo lang, dan zo en zo kort, dan weer lang. Wat de aantrekkingskracht is van steeds maar weer die grens verleggen, weet ik eigenlijk niet maar ik weet wel dat het lopen van die marathon uiteindelijk heel veel voor me heeft betekend. Omdat ik toen voor het eerst in mijn leven dacht: ‘Dít heb ik helemaal zelf voor elkaar gekregen. Ik kan maar op één iemand trots zijn en dat ben ikzelf. Sterker nog, die marathon werd een blauwdruk. Een soort keerpunt in mijn leven, vanwege het besef dat je bijna alles kunt als je het maar graag genoeg wilt en bereid bent daar offers voor te brengen.”

“De aantrekkingskracht zit hem vooral in dingen doen die ik nog niet eerder heb gedaan. Later ben ik ook gaan racefietsen toen bleek dat een paar vriendinnen dat deden. Zo komen er iedere keer wat dingen bij, maar het hardlopen blijft. Het is iets waar ik altijd op kan terugvallen. Ik ben nu op een dusdanig fit niveau dat ik altijd wel vijf kilometer kan lopen, en dat is een ontzettend lekker gevoel. Neem corona en de sportscholen die weer dichtgingen. Dan denk ik meteen: ‘Ik ga lekker een rondje lopen.’

En trainen voor een nieuw doel. De tien kilometer onder de 50 minuten lopen, staat inmiddels met potlood op de bucketlist van 2022. “Of dat reeël is weet ik niet. Ik word ook ouder natuurlijk, maar ik ben toch weer aan het intervallen. Dat vind ik eigenlijk vreselijk, maar ik doe het toch want ik weet dat ik er sneller van word. Ik heb nu eenmaal een hele vervelende competitiedrang.” (Lacht)

In het hoofd van de sporter

Het leven bij vlagen als een wedstrijd zien, leverde De Bruijn ook veel op. Een succesvolle carrière bijvoorbeeld, die ooit begon als telefoniste en producer bij de KRO, waarna ze onder andere manager van popband Van Dikhout was en vanaf 2006 een van de zes gezichten werd van het nieuwsprogramma Hart van Nederland op SBS6. Veel dromen heeft ze waargemaakt, alleen de latente ambitie sluimert nog om ooit zelf een sportprogamma te presenteren. Of een podcast, mag ook: “Ik zou dat nog steeds heel graag willen, maar ESPN heeft natuurlijk Hélène Hendriks, die ik trouwens heel leuk vind en bij mij gaat het eigenlijk ook meer om het hoofd van die sporter. Wat gaat daarin om? Wat maakt dat die zo graag de beste wil zijn? Welk stukje karakter zorgt ervoor dat die doorgaat, om zich in de pubertijd niet te laten afleiden door allerlei dingen die ik juist zo te gek vond. Fascinerend waarom de een dat wel kan en de ander niet.”

Het gaat over de onweerstaanbare aantrekkingskracht van sport en de soms onverklaarbare emoties en ontlading die dat tot gevolg kan hebben. De Bruijn is ervaringsdeskundige: “Ik heb van de week, toen het precies 25 jaar geleden was dat de laatste Elfstedentocht werd verreden, weer integraal naar die live-uitzending gekeken. Nou, ik wist echt wel wie er gewonnen had maar dan zit ik daarnaar te kijken en dan raak ik gewoon weer geëmotioneerd. Heel apart. Het is dat collectieve gevoel als je met z’n allen naar mooie sportprestaties kijkt, dat je dat kunt delen en er een soort trots aan ontleent. Het EK van 1988 heeft dat gevoel ook heel erg aangewakkerd. Ik weet nog dat we een paar maanden later op vakantie in Spanje waren en er ergens een oranje shirt hing met daarop de namen van Van Basten, Gullit en Rijkaard. Ik dacht: ‘Wow, wij zijn nu echt wat.’ Ik weet ook nog dat ik bij Hart van Nederland in de studio stond en Sven Kramer die verkeerde wissel had. Oh man! Vreselijk. Bewonderen zit eigenlijk niet zo in mijn aard, maar ik bewonder sportmensen om allerlei redenen. Dat ze iets uitzonderlijks kunnen, maar vooral dat ze er zo hard voor werken. Als ik een doel heb, zoals een marathon lopen, dan volg ik ook een schema en laat ik er dingen voor, maar in het weekend drink ik wel een glaasje wijn. Dat zal een topsporter niet snel doen, die ontzegt zich zo veel meer. Daarom was die wissel van Kramer natuurlijk ook zo vreselijk.”

“Het hardlopen blijft. Het is iets waar ik altijd op kan terugvallen”

Evelien de Bruijn

“Je kunt je afvragen wat er in het hoofd van een topsporter omgaat en waarom zij die afslag van het normale leven kunnen nemen en wij gewone stervelingen niet, maar de vraag is misschien wel interessanter waarom sport ons als kijker zo ontroert? Ik ben vier jaar geleden naar de Olympische Spelen geweest en een paar maanden voor die Spelen was ik bij het olympisch kwalificatietoernooi schaatsen. Ik zag daar Esmee Visser rijden en dacht meteen: ‘Dit meisje gaat een medaille winnen.’ Ze was nog zo naïef. Wist zelf niet hoe goed ze was. Het kostte haar geen enkele moeite om haar benen over elkaar te zetten in de bochten. Het was vederlicht. Bizar mooi om te zien. Na die gouden medaille is ze gaan nadenken, was de naïviteit weg, kwam er druk bij. Nu kijk ik naar haar en denk ik ‘ach meisje toch’. Dat is ook een mooi verhaal”. De realiteit is dat Visser, de olympische kampioen van vier jaar geleden, deze Spelen gewoon thuis op de bank zat. Terwijl Sven Kramer, 35 inmiddels, alweer zijn vijfde toernooi mocht afvinken. Daarbij de grenzen van zijn ouder wordende lichaam steeds verder oprekkend. Ouderdom. Het is een terugkerend thema in de vraaggesprekjes tussen Kramer en NOS-verslaggever Bert Maalderink langs de kant van baan, zoals ook De Bruijn de soms keiharde natuurwetten van Hilversum kent. In 2019 werd een aantal collega’s bij Hart van Nederland zonder pardon op straat gezet. Formeel vanwege een opfrisbeurt van het populaire programma, informeel zouden de presentatrices Selma van Dijk en Gallyon van Vessem over ‘de houdbaarheidsdatum’ heen zijn.

Wat volgde was de nodige ophef en een felle discussie over vrouwen langs de strenge meetlat van de tijd. In de sport is de klok wél onverbiddelijk. Het lijf wil steeds een tandje lager, maar De Bruijn wil vooruit. En onder de vijftig minuten. “Uiteindelijk leg je het af natuurlijk. Maar ik heb daar wel een plan B voor. Meer fietsen bijvoorbeeld. Mijn moeder is 85 en wandelt nog iedere dag vijf kilometer. Met de sportscholen weer open staat ze drie keer per week te zumba’en. Ik hoop dat dat mijn voorland is. Dat als ik respectvol genoeg met mijn lijf omga dat ik dat straks allemaal nog kan.”

Taboe doorbreken

En tot die tijd blijft ze lekker intervallen, ondertussen naar podcasts luisterend. Gisteren had ze Schaduwspits op staan, (‘daar hol ik lekker op’), een NOS-podcast van Rivkah op het Veld en Winfried Baijens waarin onder andere antwoord wordt gezocht op de vraag waarom het zo moeilijk is in de voetbalwereld om uit de kast te komen. Zelf maakt De Bruijn ook een podcastserie, ‘Uit de podcast’, waarin ze bekende Nederlanders interviewt over hun coming out. Het onderwerp gaat haar aan het hart. Haar eigen zoon Boris is ook homoseksueel. “Hij is zelf helemaal niet geïnteresseerd in sport, maar waar ik het met hem wel over heb is dat enorme gelazer tijdens het EK van afgelopen zomer over die regenboogvlaggen en dat de UEFA dat min of meer verbood. Daar zakt mijn broek dan werkelijk van af. En dan hebben we het er samen over in wat voor normatieve wereld we eigenlijk leven en daar word ik weleens moedeloos van. Het probleem zit hem niet alleen in het team, het zit ‘m ook in de reactie van supporters, het sponsorgeld, in je eigen voetbalclub. Het is zo groot. Net is die Australische jongen uit de kast gekomen, Josh Cavallo. In de eerste weken kreeg hij veel lof vanuit de voetbalwereld, maar vorige week is hij volledig uitgescholden, echt afschuwelijk. Het is nog steeds een groot taboe in de sport, behalve bij het vrouwenvoetbal of -hockey. Ik denk dat vrouwen er sowieso minder moeite mee hebben. Zoals ik ook neig te denken dat moeders het minder erg vinden als hun kind uit de kast komt dan vaders. Mannen moeten wennen aan dat idee, een moeder reageert vanuit emotie en gevoel. Ik neem mannen het in zijn algemeenheid niet eens heel erg kwalijk, maar het zou zo goed zijn als in de voetbalwereld iemand er voor zou durven uitkomen. Of dat een bekende voetballer een statement zou willen maken en zou zeggen: ‘Het is helemaal oké als er een homo bij mij in het team zou zitten.’ Maar ze willen het gewoon niet. Toen die Australische voetballer uit de kast kwam heb ik op Twitter geschreven: ‘Wie volgt?’ Toen kreeg ik een berichtje van een jongen die zei: ‘Ik! Maar ik ben alleen geen bekende voetballer.’ Bleek het een man van 48, een vader van twee kinderen, met niet zo’n best huwelijk en die stortte bij mij zijn hele hart uit. Ik vroeg me af hoe ik deze man kon helpen en heb hem in contact gebracht met een oud-collega die hetzelfde parcours had afgelegd. Ik heb ze aan elkaar gekoppeld, gewoon als gesprekspartner vanuit de gedachte dat ze misschien wel wat aan elkaar zouden hebben. En daar waren ze allebei heel erg blij mee. Het was voor mij ook prettig om een klein beetje te kunnen helpen. Nou ja, zo zie je maar. Met kleine stapjes vooruit.” Om te beginnen is dat op loopvlak dus met het plan om tien kilometer in minder dan vijftig minuten te lopen. En als dat niet lukt? Dan verzint de Bruijn wel een andere uitdaging. Lachend: “Als je nog een idee hebt, laat maar weten!”

Like this article? Share it!

Misschien vind je deze ook interessant?