Ik ben in Rusland

Ik ben in Rusland. In Sint Petersburg zag ik een paar hardlopers langs de brede kanalen gaan. Het was warm. Misschien dat het ’s avonds drukker wordt, dacht ik. Ik zag ’s avonds geen hardlopers, maar het was ook nog steeds erg warm. Ik had geen tijd om te hardlopen. Ik bleef liggen op bed. Mijn lichaam kreunde. Het wilde hardlopen. Het was middernacht en nog steeds licht. In de verte blafte een hond. Ik bleef toch maar liggen. 

Ik vloog naar Voronezj, een grote provinciestad 500 kilometer ten zuiden van Moskou. Druk autoverkeer op de vierbaanswegen die door de stad gaan. Ook hier de hitte van het binnengebied; men flaneert over de brede boulevards.

Ik trok mijn hardloopkleding aan. Bond mijn veters vast. Ter oriëntatie keek ik op Google Maps naar het dichtstbijzijnde park. Ah, fijn, er was niet alleen een park, langs het groen ging een verkoelende rivier. Ik zette het op een lopen. De aanwezigheid van een rivier is een goed teken.

Hardlopen is mislopen. Als hardloper denk ik dat ik over een onfeilbaar kompas beschik dat me altijd weer terugbrengt naar het punt van vertrek. Op een onbekende plek aangekomen de hardloopschoenen aantrekken om op de nieuwe wereld te verkennen, maakt van het hardlopen aan antropologische studie. Je kijkt door de stad heen, de stad kijkt door jou heen.

Het zijn vooral de reacties van mensen op mijn gedraaf die me inzicht geven in hoe de mensen hier in elkaar steken. Rennen de kinderen achter je aan, dan weet ik dat het wel goed zit. Rent er een blaffende hond achter me aan zonder dat iemand ingrijpt, dan weet ik dat het niet goed zit. In Voronezj kijkt men naar mij, maar afstandelijk. Rare hardloper. 

Russische straten kennen geen einde of begin. Na het drukke centrum achter me gelaten te hebben en door de eerste woonwijken te zijn gegaan was ik nog steeds over hetzelfde stuk weg aan het rennen. Ik liep langs een monument voor de doden van de Tweede Wereldoorlog; de eeuwige vlam waakte over een gigantische beeld van een gevallen soldaat. Het Sovjetsentiment springlevend.

De weg als zekerheid, mompelde ik tegen mezelf, en ik begon opstandig te worden. Ik verlangde dat de rivier zich zou aandienen, dat ik het groen zou zien van de bomen in het park. Niks ervan. Ik liep onder de poort van een vervallen en verlaten wooncomplex, omringd door autosloperijen. Geen honden om me weg te blaffen. Alles onverschilligheid hier. Hier maakte de weg eindelijk pas op de plaats. De rivier, die zag ik niet. Ik besloot dan maar terug te lopen. Steeds harder ging ik, de hitte drukte tegen mijn lichaam als een natte doek. Kon me niets schelen. Ik besloot van weg te wisselen, puur voor de verandering. Ik voelde me goed.

Het laatste stuk verdwaalde ik. Alle gebouwen leken op elkaar. Ik volgde dan maar de uitgestoken hand van het Lenin-standbeeld op het hoofdplein. Maar de richting die hij me opstuurde, bracht me nog verder van mijn doel. 

De rivier had ik niet bereikt, het hotel leek in de lucht verdwenen. Overgeleverd aan mijn twijfel liep ik de brede straten af. Uiteindelijk vond ik mijn hotel. En ik verlangde er weer naar te verdwalen.

Like this article? Share it!

Misschien vind je deze ook interessant?