Een stormachtige opmars is overdreven gesteld, maar Julia van Velthoven timmert de laatste maanden lekker aan de weg. Ooit was de nu 24-jarige Tilburgse een verdienstelijk juniore. De vraag is dus wat ze in die tussenliggende jaren deed. Jongleren, zoals ze zelf zegt. Met veel ballen. Nu is er balans en focus, rust en regelmaat. Over het grote nut van ‘superburgerlijk’ op de bank hangen.
Als de voordeur van de Tilburgse flat opengaat, is ‘ie daar. Ollie begroet het bezoek met een blijheid waar alleen een hart van gewapend beton niet voor zou smelten. Julia van Velthoven zegt: ‘Ik sta elke ochtend een stukje vrolijker op. Ik ben niet echt een ochtendmens, maar als Ollie je dan zó blij aankijkt, denk ik meteen: yes, we gaan naar buiten!’
Een puppy, geboren in oktober. En nu al heeft Ollie voor een impuls gezorgd in het sportieve leven van Van Velthoven. Toeval of niet, sinds zijn verschijning gaat het crescendo met de 24-jarige atlete. Ze beaamt lachend: ‘Neem een hond, dan ga je presteren.’
Ze wilde het al langer, eigenlijk al sinds ze anderhalf jaar geleden met haar vriend Joep Staps was gaan samenwonen. Maar hij had de boot afgehouden. ‘Als je nu begint over een hond, is het volgend jaar een kind… zo dus. Toch zijn we gaan kijken, toen we hoorden van een nestje met bordercollies. Er was nog één hondje over. Die is voor ons, dacht ik. Ik zeuren en zeuren. Maar Joep zei nee, dus had ik al een berichtje gestuurd dat het niet doorging. Maar Joep had intussen gebeld: we doen het. Toen we later terug waren van een trainingsstage in Dullstroom, was Joep daar ineens met een doos met Ollie erin.’
Die verrassing kwam daags voor de Warandeloop, eind november. Prompt kwalificeerde ze zich voor de Europese titelstrijd op de cross, twee weken later in haar eigen Tilburg. En daar stond van Van Velthoven plotseling als lid van de Nederlandse ploeg met een gouden plak om haar nek naar het Wilhelmus te luisteren. In januari plaatste ze zich ook nog eens voor de EK indoor in Glasgow, begin maart.
Nee, dat is niet allemaal vanwege Ollie. Afgezien van het aandeel van trainer Joshua Mols, was het vooral Joep Staps die haar in de afgelopen tijd op het juiste spoor zette. De triatleet, topper in Nederland, leerde haar wat topsport vraagt, wat nodig is om sportieve doelen te bereiken. Zoals Van Velthoven het gekscherend zegt: ‘Neem eerst een Joep, vervolgens een Ollie, en dan komt het. Joep zorgt dat je blessurevrij blijft en Ollie zorgt voor de pieken.’
Je hebt als atlete zelf nog de trekjes van een puppy, zogezegd. Waarom twijfelde je tijdens de EK of je wel op het podium moest gaan staan?
‘Ik zat in een sterrenteam, met mijn grote voorbeeld Susan Krumins, die voor mij ergens op een heel hoog podium staat. Maar ook met Jip Vastenburg, die altijd heeft gestreefd naar de Olympische Spelen en Maureen Koster die al een ster was toen ik bij de junioren liep. Voor mijn gevoel zat ik in het Nederlandse dreamteam. En dan kon Siffan Hassan er nog niet eens bij zijn. Nou, sta je daar aan de start… Je loopt uiteindelijk voor jezelf en voor dat landenklassement tellen alleen de eerste drie. Toen ik over de finish kwam als 21e – vierde Nederlandse – werd meteen geroepen dat ‘we’ goud hadden. We? Nee, júllie. Maar Susan zei: ‘Nee, we hebben het met z’n allen gedaan.’
Zoiets gebeurde ook in januari in Apeldoorn toen je de limiet voor de EK in Glasgow liep. Waarom wilde je geen ererondje lopen?
‘Dat vroeg de speaker. Om het publiek te bedanken en zo. Dat wilde ik écht niet. Ik vind het lopen gewoon heel leuk, het trainen voor wedstrijden en het vliegen over de baan. En het was superleuk dat de toeschouwers me zo aanmoedigden. Maar ik doe het niet voor de kick dat ik naar ze mag zwaaien.’
Behoort het niet gewoon tot de rituelen van de sport, zo’n ererondje?
‘Dat besef heb ik nog niet helemaal, denk ik. Om me heen riep iedereen heel enthousiast dat ik het had gehaald. Ook nog met de zesde tijd ooit in Nederland op de 3000 meter [8.58,28 – kort achter Susan Krumins; pve]. Dat kan ik me allemaal nog niet zo goed voorstellen.’
Wil je niet gewoon zeggen dat je nogal bescheiden bent?
‘Nou ja, ik wil niet eventjes twee wedstrijden goed lopen en meteen naast mijn schoenen gaan lopen. Ik vind het ook raar dat er mensen zijn die dat doen.’ Heel zachtjes vraagt ze om bevestiging: ‘Toch?’
Plezier in het lopen, gezelligheid, zijn voor jou belangrijk. Wat is voor jou dat plezier?
‘Dat weet ik niet zo goed… Nou ja, ik haal veel plezier uit een mooie duurloop, hier in het Warandebos of samen met Joep in de Drunense Duinen. Onbevangen, vrij. Vooral als je goed in vorm bent en het geen moeite kost, is het heerlijk. Ik haal ook veel voldoening uit een zware tempotraining. In het hardlopen kun je constant je eigen grens opzoeken. Na de ene training kun je helemaal leeg zijn, de andere geeft je juist energie. Beide geven me plezier.’
‘Ik heb mijn focus in de afgelopen anderhalf jaar verlegd naar presteren, maar dat gaat het beste als ik geniet. En gericht naar een doel toewerk. Ik heb met mijn trainer Joshua Mols echt een plan gemaakt om me te kwalificeren voor die EK veldlopen in Tilburg. Rust nemen, stage in Dullstroom [Zuid-Afrika]: we hadden het helemaal uitgedokterd. Maar ik had steeds in mijn achterhoofd dat ik het plezier niet mocht verliezen.’
Hoe kom je aan Bambi als bijnaam?
‘Dat komt van mijn trainer bij AV Attila, Henk van Hak. Ik was veertien jaar en deed op dat moment alle onderdelen in de atletiek. Henk was trainer van de loopgroep en zag me op de baan. ‘Kom Bambi,’ zei hij, ‘kom maar eens effe meetrainen.’ Ik liep namelijk op mijn voorvoeten en heel erg omhoog. Een beetje huppelend. Dat is nu minder; niet al mijn energie zit meer in dat omhoog lopen. Maar landen doe ik nog steeds op mijn voorvoeten.’
Geen last van je achillespezen?
‘Dat dus wel. Bekend probleem bij voorvoetlanding. En shin splints, want scheenbenen zijn ook plekken waar je extra klappen op krijgt als je op je voorvoeten loopt.’
Toch was je een verdienstelijk juniore?
‘Ik trainde inmiddels onder Tonnie Dirks en mocht in 2012 mee met de Nederlandse ploeg voor de EK veldlopen in Slovenië. Daar ben ik gescout door Eastern Kentucky University. Een paar maanden later haalde ik mijn examen voor het VWO. Achttien was ik en wist niet zo goed welke studie ik moest gaan doen. Pap, mam, zei ik, ik krijg deze aanbieding. Lekker doen, zeiden ze. Als tussenjaar. De studie daar was overigens van een heel laag niveau, international business. Stelde niks voor.’
Sinds je naar Kentucky ging ben je als atlete een beetje anoniem geworden. Is het daar mis gegaan?
‘Ik kwam geblesseerd terug. Overbelasting, dat was het gewoon. Hard trainen, veel wedstrijden. Ik had best een goede band met mijn trainer daar, hoefde ook niet het hardst van allemaal te trainen. En toch was ik het niet gewend, het bleek te veel. Ik deed atletiek altijd naast mijn school en ineens was de focus volledig gericht op hardlopen. Met meer trainingen ook, van de ene op de andere dag. Alsof ik een switchknop had ingedrukt… In het begin zag ik meteen vooruitgang, hoor. En ik heb ook aardig gepresteerd, maar na een half jaar betaalde ik de tol.’
Dat Amerikaanse tussenjaar was dus de oorzaak?
‘Nou, ik kwam niet alleen geblesseerd terug uit Kentucky, ook ging ik in Nijmegen studeren. Dat betekende nogal wat. Én een nieuwe studie economie en bedrijfseconomie aan de Radboud Universiteit, én wonen op mezelf in een nieuwe stad, én huisgenoten, én nog mijn ouders in Tilburg en mijn vriendinnen daar… En het hardlopen nog. Ik sloot me aan bij Team Zevenheuvelen en trainer Joshua Mols. Ik zat er meteen op mijn plek, heel erg leuk. Maar mijn leven was niet in balans, het was teveel. Het leek wel jongleren.’
Heel veel ballen om in de lucht te houden?
‘En proberen om er niet één te laten vallen. En wat gebeurt er dan? Dan raak je dus geblesseerd. Ik dacht altijd dat ik dat allemaal wel aankon, maar daar dacht mijn lichaam dus anders over. Achteraf snap ik het heel goed, want als je bij ál die dingen te weinig rust neemt gaat het mis. Vergeet niet, ik was ook net seniore en als je probeert het gat met de top te dichten én al die ballen in de lucht te houden… Ik raakte uit de picture. Ik liep nog wel wedstrijden, maar was ook vaak geblesseerd.’
Als er iets is dat het plezier vergald, zijn het wel blessures?
‘Toen het weer een keer misging met mijn achillespezen, zei ik dat ik ging stoppen. Dat ik er echt helemaal klaar mee was. Wéér… Ik heb zoiets wel vaker gedacht en dat duurde dan drie dagen. Nee, dacht ik dan, ik heb er niet uitgehaald wat er in zit, ik zit nog niet aan het plafond van mijn kunnen. Iets in mij weerhield me dan van het stoppen. Die ene keer heb ik het dus ook hardop gezegd. Dat heeft iedereen toch wel eens?’
En toen kwam Joep?
‘Nóg een balletje erbij… Hij had die focus al op het sporten. Toen ik hem leerde kennen, wilde ik nog evenveel tijd besteden aan ouders, studie, vriendinnen, sport. En Joep wilde naar de wereldkampioenschappen.’
‘Hoe kwam dat eigenlijk dat jij die focus al had?’ vraagt ze naar de andere kant van de huiskamer. Als Joep Staps in haar richting loopt om het antwoord te komen ‘brengen’, volgt Ollie al kwispelend. Alsof hij ook wel eens wil weten hoe dat zit. Met die focus.
Zijn verhaal in een notendop: ambitieuze voetballer raakt langdurig geblesseerd, gaat hardlopen en fietsen om te herstellen. Dat wordt vervolgens triatlon. Wat begon als leuk, wordt uiteindelijk de definitieve keuze. Wat hij meenam uit zijn tijd als voetballer was de bekendheid met topsport. Hij wist wat nodig is om het beste uit zichzelf te halen. En dat brengt hij weer over op zijn vriendin. ‘Maar,’ zegt hij, ‘maak mijn rol niet te groot.’
Van Velthoven: ‘Dat zeg je nou wel. Ik had altijd het idee dat je voor topsport grote offers moest brengen. Jij leerde me dat dat nu ook weer niet nodig is. Het kan goed samengaan met andere dingen in het leven, als de focus maar wel op de prestatie is gericht.’
Staps: ‘Doet me denken aan die baanwedstrijd, een 1500 meter. We kenden elkaar een half jaar. Je wilde een bepaalde tijd lopen en ik zei dat je dat niet ging redden.’
Van Velthoven: ‘Omdat ik veel te druk was in die tijd. Ik had ook nog tentamens en andere dingen aan mijn hoofd. En jij zei dat je in me geloofde, maar dat ik mijn doel niet zou halen. Ik zal jou eens even wat laten zien, dacht ik. Ik kwam nog dicht in de buurt…’
Staps: ‘Je was veel te druk, je miste de rust.’
Van Velthoven: ‘Ik werkte ook nog in de bediening, als bijbaantje.’
Staps: ‘Je kreeg ook last van je achillespezen. Tja, het helpt natuurlijk niet om de hele dag in de bediening te lopen.’
Van Velthoven: ‘Ik had ook toen wel die gedrevenheid. Ik heb het in me, ik kan het. Dat zeiden ook jij en Joshua ook. Als trainer weet Joshua alles van mijn fysiek en dat ik nog stappen kan maken. Maar jij staat dichter bij me en wist dus wat ik allemaal nog naast het hardlopen deed. Jij wist dat ik nog stappen kon zetten, maar niet op deze manier.’
De omslag kwam dus toen jullie anderhalf jaar geleden in Tilburg gingen samenwonen?
Van Velthoven: ‘Niet meteen. Ik ging hier aan de Tilburg University nog mijn masters doen. Ik leerde wél hoe belangrijk ritme en rust zijn. Ik ben van mezelf een bezig bijtje, een jongleur, die graag van alles doet. Ik gaf training aan een groep meiden, had een bijbaantje, gaf ook nog bootcamptraining. Ik maakte mijn dag graag vol. Dat werd hier anders. Ik merkte hoe heerlijk het is om gewoon thuis samen op de bank te zitten. Superburgerlijk, maar die rust is zo belangrijk. Ik merkte dat ik constant kleine stapjes maakte. Niet van de ene op de andere dag, maar wel in de goede richting. Ik begreep dat ik dingen moest opgeven om die rust te pakken. Zo vielen er steeds meer puzzelstukjes op de juiste plek.’
‘Ik las laatst mijn logboek van een jaar of twee geleden terug. Ik kon het er allemaal zó uithalen. Tentamens, staat er dan (veel stress): enkel gezwikt. Opa overleden, geholpen met het leegmaken van huis en regelen van de begrafenis: weer enkel gezwikt. Verderop schreef ik: druk, stress, moe. Vervolgens werd ik dus ziek. Ik las het zó terug. Het hangt allemaal met elkaar samen.’
Wanneer gingen die extra rust en regelmaat zich uitbetalen?
‘Dat ging geleidelijk. Afgelopen winter merkte ik al wel dat het heel goed ging. Wacht maar, dacht ik, straks ben je weer geblesseerd. Niet dus. Ik won de Stevensloop in maart, werd in de zomer tweede achter Jip Vastenburg op de 5000 meter tijdens de NK. Die 16.06,00 was nog geen Europese toptijd, maar wel een flinke hap van mijn persoonlijk record. Voor mij een megasprong. Ik kwalificeerde me in november dus voor de EK veldlopen en dacht dat dat echt wel de kers op de taart was. Wonnen we goud, weer een kers. Eind december won ik de Sylvestercross in Soest, nóg een kers. Glasgow… En bij elk hoogtepunt denk ik eerlijk gezegd dat het vanaf nu wel bergafwaarts zal gaan. Ik verbaas mezelf gewoon, steeds weer. Dat maakt het ook superleuk, dat maakt topsport geweldig.’
Heb je inmiddels wel het vertrouwen dat je heel blijft?
‘Het is beter, ja. Maar in mijn achterhoofd zit ook iets dat deze droom toch een keertje over zal zijn. Het kan toch niet goed blijven gaan? Niet vanaf hier tot aan de Olympische Spelen, het zal nog wel eens mis gaan.’
Olympische Spelen?
‘Dat stipje hebben Joshua en ik aan de horizon gezet. In 2019 hoop ik mee te doen aan de EK op de 5000 meter. Daarna gaan we voor de 10.000 meter op de Spelen van 2024 in Parijs. Ik weet nog niet hoe ik daar ga komen, maar ik durf het nu wel stiekem uit te spreken. Ook voor het team dat ik om me heen wil creëren met Joshua als trainer, met Tobias van Helden als krachttrainer en ook Bram Som. Zij moeten wel weten dat ik een doel heb. Niet zoals vroeger: ik zie wel. Dan kom je er niet.’
Kortom, hou niet te veel ballen in de lucht, stel een doel en let op je rust. Evengoed ben je afgelopen zomer met een eigen bedrijf begonnen?
‘Niet meer. Goed, ik dacht dat het wel was te combineren. Ik kon mijn eigen dag indelen, het is flexibel. Maar ja, als je een eigen bedrijf hebt, ben je er in je hoofd altijd mee bezig. Na afloop van de EK veldlopen stond ik achter de finishlijn en dacht: ja, ik sta hier tussen atletes die allemaal prof zijn, fulltimers, en ze lopen nog altijd een stuk sneller dan ik. Bij het bedrijf waar ik eerder mijn eindscriptie had geschreven voor mijn masters, heb ik toen mijn sportieve ambities uitgesproken. Ik wilde minder werken, meer sporten. Toen kwamen ze later met een aanbieding. Zestien uur werken per week tegen een vast inkomen, een voortzetting van mijn eigen bedrijf. Dat heb ik meteen met beide handen aangepakt. Deze kans krijg ik maar één keer. Ik ben er superdankbaar voor.’
Wat doet of deed jouw eigen bedrijf?
‘Een start-up in duurzame inzetbaarheid bij bedrijven en organisaties. Human resources, gericht op vitaliteit en het gezond houden van medewerkers. Ik heb mijn passie voor sport gecombineerd met mijn economische studie. Superinteressant. Het gaat over burn-out, stress, vitaliteit, noem maar op. Als atlete was ik juist bezig daarin stappen te maken. Want hoe leg je al die puzzelstukjes in elkaar, hoe zorg je voor de juiste balans?’ Van Velthovens Rebelance heeft antwoorden, uit eigen ervaring.
Inmiddels is Ollie wel toe aan een portie aandacht. Julia van Velthoven verheugt zich al als hij over een maand of wat mee kan als ze een duurloop gaat doen. Bambi en Ollie, rennend door de Drunense Duinen. Het moet een mooi beeld zijn.