De NN Marathon Rotterdam koestert zijn 1800 vrijwilligers. Met hun inzet en toewijding zijn ze onmisbaar voor ‘de mooiste’. Op deze pagina’s een tweeluik met de medewerkers Gerard Bakx, begeleider van de toppers, en Arjan van Gemeren, coördinator start & finish. ‘Je bent vrijwilliger, maar dat betekent niet dat het vrijblijvend is.’
Gerard ‘baba’ Bakx (65) begeleidt elitelopers bij verblijf op SS Rotterdam
‘Ik kijk altijd door de bril van de atleet’
De Keniaanse atleten lopen met hem weg. Ze noemen hem liefkozend ‘baba’, dat in het Swahili ‘papa’ betekent. Gerard Bakx is bij de NN Marathon Rotterdam dag en nacht de steun en toeverlaat van de toppers. ‘Ze moeten zich nergens zorgen over hoeven te maken en zich volledig kunnen concentreren op hun race.’
De gepensioneerde gevangenisdirecteur doet graag een stapje extra om alles tot in de puntjes te regelen. De ‘mooiste marathon’ staat alom bekend om zijn atleetvriendelijke organisatie. ‘Ik kijk altijd door de bril van de atleet: wat vindt die belangrijk’, legt de geboren Rotterdammer de succesvolle filosofie uit.
Zijn toewijding wordt zeer gewaardeerd, zo blijkt uit de vele appjes die Bakx het gehele jaar door ontvangt. ‘Ik heb met verscheidene atleten uit onder meer Kenia een leuk contact. Ze wensen me Happy New Year, feliciteren me met mijn verjaardag, willen weten wanneer ik met vakantie ga of vragen gewoon hoe het met mij gaat. Het is overdreven om te zeggen dat het voelt als familie, maar er bestaat een sterke band.’
De Afrikaanse lopers verwelkomt hij persoonlijk op Schiphol. Daar helpt hij ze zo nodig bij de douane, stelt ze op hun gemak en neemt ze mee naar Rotterdam. ‘De buitenlandse toppers arriveren nooit tegelijk, dus ik rij – samen met twee andere chauffeurs – een paar keer heen en weer. Dat doen we met busjes waarin flesjes sportdrank, stukjes ontbijtkoek en bananen klaarliggen, zodat de atleten onderweg wat kunnen eten als ze dat willen.’
In hun hotel, dit jaar voor het eerst de befaamde SS Rotterdam, krijgen ze direct de sleutel van hun hut, zonder formaliteiten bij de balie. Bakx: ‘Ik loop met ze mee en ga na een half uur nog eens kijken of ze vragen hebben. Als er probleempjes zijn, los ik die op. Soms hebben ze last van de airco, want ze willen vlak voor hun wedstrijd niet verkouden worden.’
De marathon-organisatie heeft op het schip de beschikking over een compleet dek. ‘Alles en iedereen compact bij elkaar. Er is ook een kantoor, massageruimte, keukentje voor onze eigen kok en een hospitality room waar de atleten zich kunnen ontspannen. Er staat een televisie, een tafelvoetbalspel en er is volop drinken en fruit – ik hou in de gaten dat alles op voorraad is.’
‘Baba’ Bakx is er ook bij als de atleten trainen, soms loopt hij zelf een stukje mee. ‘Na afloop heb ik ze weleens met het busje het laatste gedeelte van het parcours laten zien en verteld dat er op de Coolsingel tijdens de race tienduizenden mensen staan. Ik vind dat indrukwekkend, maar het boeit hen niet, ze zijn er alleen op gefocust om zo snel mogelijk van A naar B te komen.’
Af en toe verbazen de Afrikaanse lopers zich openlijk over westerse gewoonten. Bakx, met een glimlach: ‘Vanuit ons busje zagen ze een vrouw langskomen met een bakfiets met acht kleine kinderen erin. ‘Wat is dat?’ vroegen ze verbaasd. Ik legde uit dat wij zo onze kinderen naar school brengen. Ze lagen allemaal dubbel van het lachen. Tja, in Kenia lopen ze elke dag twaalf kilometer door de blubber heen én terug naar school.’
Gerard Bakx heeft met eigen ogen kunnen aanschouwen dat Kenianen in materieel opzicht minder bedeeld zijn. Twee jaar geleden deed hij in de Keniaanse Riftvallei met zo’n dertig Nederlandse lopers mee aan een sponsorloop, een marathon op 2200 meter hoogte, voor kinderrechtenorganisatie UNICEF. ‘Als je ziet hoe het leven daar is, begrijp je waarom de atleten nauwelijks bagage bij zich hebben als ze hier uit het vliegtuig stappen.’
De toppers Marius Kipserem en Kenneth Kipkemoi waren er ook. ‘Ik had ze gevraagd of ze voor ons een training konden verzorgen. Onze groep vond het fantastisch met die twee winnaars van Rotterdam in 2016 en 2018. Als afsluiting wilden ze met ons een paar rondjes lopen in hun marathontempo. Nou, dan heb je pas door hoe hard het gaat. We haakten allemaal heel snel buiten adem af.’
Vorig jaar benutte Bakx zijn goede relatie met Kipserem om hem over te halen opnieuw naar Rotterdam te komen. ‘Na overleg met Marc Corstjens, die ons atletenveld samenstelt, heb ik Marius en appje gestuurd: Ik heb startnummer 1 voor je. Na twee dagen reageerde hij: Ik kom!’ Het resulteerde in een imponerende triomf met een parcoursrecord van 2.04.11. ‘Marius was nog maar net gefinisht of hij vloog mij om de nek om me voor alles te bedanken. Die momenten maken het zó mooi.’
Kenianen en Ethiopiërs domineren deze eeuw onafgebroken het erepodium in Rotterdam. De verschillen tussen die lopers? Bakx: ‘Kenianen trekken naar elkaar toe, ze zitten vaak met vier, vijf man bij elkaar op de kamer. Ze spreken redelijk Engels en zijn toegankelijk. Ethiopiërs zijn meer op zichzelf en je maakt niet zo makkelijk contact met ze, zeker niet met de vrouwen. Maar ze zijn net zo vrolijk en vriendelijk.’
Allemaal stellen ze het zeer op prijs dat voor hen speciaal voedsel wordt bereid. ‘Mooi om te zien hoe ze de afgelopen jaren in het Hilton-hotel zaten te eten tussen zakenmensen in kostuum: twee jassen aan en met een gebreide muts op. Een wereld van verschil. Onze eigen kok maakt ugali voor ze, een soort maismeelpap. Ze willen ’s avonds graag warme melk bij het eten. En gembersap, daar zijn ze wild van. Het is onvoorstelbaar wat ze wegstouwen, en dat ze dan toch zo mager zijn. Ik heb Kipkemoi eens gevraagd wat hij woog. ‘Vijftig kilo’, zei hij, ‘maar ik ben te zwaar, er moeten er twee af.’
De atleten mogen voor de race hun eigen drankjes aanmaken. Die worden op zondagochtend om half zeven verzameld en vervolgens verspreid over de verfrissingsposten. Bakx: ‘Ze krijgen allemaal een tasje met acht bidons en stickers met hun naam, startnummer en kilometerpunt erop. De vrouw van de Belg Koen Naert voegde er voor elke drinkpost een briefje aan toe met een persoonlijke aanmoediging.’
De dopingcontrole is een verhaal apart. ‘De receptie van het hotel belt mij als een team controleurs zich meldt. Dat gebeurt soms om vier of vijf uur in de nacht. Ik maak de betreffende atleten wakker en zie erop toe dat ze met hun paspoort naar beneden komen. Het is een lastig moment voor ze, vooral bloed afstaan ervaren ze als heel naar. Ze vinden het prettig als ik in de buurt ben. Ik ben 24 uur voor ze beschikbaar. Natuurlijk ook tijdens de race. Achter op het startnummer staan mijn telefoongegevens, voor het geval een atleet of atlete onverhoopt moet opgeven. Dan kom ik eraan.’
Bakx praat vol geestdrift over Het Nieuwe Kantoor (HNK), vlak bij de start voor de Erasmusbrug. De atleten kunnen daar één à anderhalf uur voor de race nog relaxen. ‘Er is een zaal ingericht waar voor iedere atleet een stretcher klaarstaat met zijn of haar startnummer erop, met een kussen, een deken en voldoende eten en drinken. We doen er echt alles aan om het de lopers naar de zin te maken.’
Tijdens het gesprek benadrukt hij met de bescheidenheid die bij hem past, het woordje ‘we’. ‘Ik ben coördinator van de atletencommissie en in het onderkomen van de elitelopers het eerste aanspreekpunt, maar er zijn veel andere vrijwilligers die ook met hart en ziel een taak op zich nemen. Het is teamwork.’
Bakx neemt voor het derde jaar de begeleiding van de atleten voor zijn rekening; vriendin Antoinette is daarbij zijn rechterhand. Zelf liep hij de NN Marathon Rotterdam een keer of acht, negen (‘dat hou ik niet zo bij’). Beste tijd: 2.34.16. Eind jaren tachtig was Bakx Nederlands kampioen strandloop (‘in drie etappes van Hoek van Holland naar Den Helder’). In 2019 veroverde hij in China zilver op de halve marathon van de World Police & Fire Games. Mooie prestaties voor een bevlogen recreant die ooit na een kwellende enkelblessure het dwingende advies kreeg nooit meer te gaan hardlopen. Die raad volgde hij 25 jaar lang op.
Ondertussen werkte Gerard Bakx zich op van cipier tot directeur van drie penitentiaire inrichtingen. Zoals hij nu als een goede huisvader zorgt voor ‘zijn’ atleten, zo zorgde hij in het verleden voor 1100 man personeel. ‘Twee jaar voor mijn pensioen ben ik toch weer voorzichtig begonnen met hardlopen, en het ging goed. Ik heb altijd iets gehad met die sport. Ik was vroeger een beetje jaloers op Mario Kadiks, want wat is er leuker dan organisator zijn van de Rotterdamse marathon? Ook in de jaren dat ik zelf niet kon meedoen, verheugde ik mij elk jaar op dat evenement. Ik ben blij dat ik nu deze prachtige functie heb, die geef ik echt nóóit meer op!’
Arjan van Gemeren (54), coördinator start & finish
‘Het is een eer om op zo’n hoogwerker te staan’
Arjan van Gemeren heeft één dag per jaar het mooiste uitzicht over ‘zijn’ stad. Bij de NN Marathon Rotterdam kijkt hij vanaf een hoogwerker van acht meter uit op de Erasmusbrug en als hij zich omdraait ziet hij de al even iconische Coolsingel liggen. Een inspirerend podium voor duizenden hardlopers. ‘Het is met zó veel atleten een overweldigende aanblik. Adembenemend.’
De coördinator start & finish geniet intens van het spectaculaire panorama. Zonder zijn verantwoordelijke taak uit het oog te verliezen. Op zondag 5 april geeft hij precies om 10.00 uur voor het vijfde jaar het sein dat het kanon kan worden afgeschoten. Wanneer de oorverdovende knal klinkt en kruitdamp omhoog kringelt, roept hij door zijn portofoon: ‘We zijn gestart.’
Voordat het zover is, doorloopt de ‘professionele vrijwilliger’ een vastomlijnd protocol. ‘Zo’n tien minuten voor de start heb ik contact met alle betrokkenen om te horen of alles volgens schema verloopt, want als er bijvoorbeeld onverhoopt nog een auto op het parcours geparkeerd staat hebben we een probleem. Bij een calamiteit moet de start worden uitgesteld; dat is gelukkig in al die jaren nooit nodig geweest.’
Terwijl Lee Towers op een andere hoogwerker de lopers traditioneel You’ll never walk alone toezingt, steekt Van Gemeren een rode vlag omhoog. Dat is drie minuten voor de start. ‘Lee houdt er rekening mee dat hij op tijd klaar is, anders gaat het mis. Eén minuut voor tien uur pak ik een groene vlag. Die laat ik langzaam zakken, eerst na dertig seconden horizontaal, dan verder. Bij tien seconden begint het echte aftellen. Als mijn vlag helemaal naar beneden is en ik ’m tegen het hekje van de hoogwerker tik, weten de kanonniers dat de lont van hun geschut mag worden aangestoken.’
Het is in meer dan één opzicht een moment van ontlading. ‘Ik sta er niet alleen voor, zo heb ik in Kees Machielse een voortreffelijke rechterhand, maar bij de start zijn alle ogen wel op mij gericht. Dat brengt een zekere, gezonde spanning met zich mee. Je moet met veel dingen rekening houden. Soms moet er op het laatste moment een obstakel uit de weg worden geruimd. Dan is het een kwestie van snel handelen.’
Van Gemeren is de aanvoerder van een start- en finishteam van tien medewerkers. Die sturen zo’n tachtig vrijwilligers aan. ‘Twee weken voor de marathon nodigen we ze allemaal uit voor een bijeenkomst in het WTC-gebouw. Daar hou ik een power point-presentatie, vertel wat leuke weetjes en beantwoord vragen. Op die manier bereid je iedereen goed voor op zijn taak.’
De geboren Rotterdammer is facility-manager bij ICT-bedrijf Merkle. ‘Ik ga over telefonie, het wagenpark, de werkplekken, beveiliging – die dingen. Ik zorg er zeg maar voor dat iedereen goed kan werken.’ En al meer dan twintig jaar ‘loopt’ hij als vrijwilliger mee bij de marathon. Wim Jonkman, jarenlang bij de marathon ‘Chef Coolsingel’, zag zijn kwaliteiten als (mede-)organisator van een triatlon en leerde hem later als een soort stagiair de fijne kneepjes van het ‘starten’.
‘Het is een eer om op zo’n hoogwerker te staan. Als alles gaat zoals vooraf is bedacht en iedereen het naar de zin heeft gehad, geeft dat veel voldoening. Dat geldt voor alle medewerkers, denk ik. Het is bovendien leuk om het gevoel te hebben dat je belangrijk bent’, erkent Van Gemeren. ‘Ik ben vrijwilliger, maar dat betekent niet dat het vrijblijvend is. Je kunt niet plompverloren zeggen: Ik kom morgen niet hoor, want mijn schoonmoeder is jarig.’
Bij de marathon helpt hij ook vrijdag al, met zaken van verzorging & logistiek. ‘Ik heb een groot rijbewijs en breng met een vrachtwagen allerlei spullen vanuit onze opslagloods in Vlaardingen naar de Coolsingel: sportdrank, bekertjes, bewegwijzeringsbordjes, teilen, emmers enzovoorts. Dat doe ik samen met nog een chauffeur. Op maandag rijden we alles terug.’
In zijn rol als coördinator is hij ook nadrukkelijk betrokken bij een gestroomlijnde finish van de deelnemers. Dat varieert van het soepel laten verlopen van een vooraf bij de organisatie aangekondigd huwelijksaanzoek-op-de-eindstreep tot de feestelijke binnenkomst van de laatste loper. ‘Zo’n twee, drie kilometer voor de finish krijg ik door wat de naam van die deelnemer is. Wij regelen dat de winnaar en de burgemeester op tijd voor hem of haar klaar staan met een medaille en een bos bloemen.’
Komisch was de spectaculaire finish van de hoofdrolspelers van de succesfilm De Marathon uit 2012. ‘Het is destijds niet veel mensen opgevallen, maar ze hebben die finishscene vijf keer overgedaan. De acteurs en de crew liepen steeds weer twee- of driehonderd meter terug over het binnenterrein en dan probeerden ze het opnieuw, alles moest kloppen. Een maand later hebben we voor de filmopnamen een verzorgingspost ingericht. We hebben toen de platgetrapte bekertjes uitgestrooid die we bij de marathon in vuilniszakken hadden verzameld.’
Arjan van Gemeren (54), getrouwd met Corrie en vader van dochter Nikki (20) en de 18-jarige tweeling Evi en Sam, praat met groot enthousiasme over zijn vrijwilligerswerk. Zijn vrouw is er net zo geknipt voor, zegt hij. En zijn twee dochters helpen ook al mee bij de NN Marathon Rotterdam. ‘We zijn er allemaal bij betrokken. Het zit in de familie ingebakken. Zonder support van het gezin zou ik dit niet kunnen doen.’
Toen zijn kinderen nog klein waren, zagen ze voor de tv hoe hij een Afrikaanse topper opving. Zijn vriendelijke ogen glimmen van plezier wanneer hij erover vertelt: ‘Ik stond klaar met een deken en nog voordat ik kon vragen ‘Are you okay?’ leegde die atleet zijn maaginhoud over mijn schoenen. Daar hebben ze het thuis nog wel eens over. Het was vol in beeld. Maar, niks aan de hand hoor, voor zulke voorvallen hebben we achter de finish emmers met water staan.’
De marathon vergt, samen met een aantal andere loopevenementen, veel van zijn vrije tijd. Toch is hij daarnaast nog voorzitter van voetbalclub De Zwerver uit Kinderdijk. ‘Dat is ook een leuke sport. Zelf was ik vroeger keeper. Nu fiets ik veel, en puur voor mijn conditie loop ik. De marathon? Die staat nog op mijn lijstje, maar ik weet niet of het er ooit van komt’, zegt hij aarzelend.
Met een blik van herkenning kijkt hij op wanneer iemand op het glas van de gespreksruimte tikt. ‘Dat is Frans Luijten, onze coördinator verzorging & logistiek, die werkt hier ook. We krijgen veel medewerking van ons bedrijf. Als er ’s middags een vergadering van de marathon is, mag ik zonder problemen een paar uurtjes weg.’
Tot slot moeten we het nog even hebben over de stevig verankerde kluis die hij thuis heeft laten installeren. Er liggen geen goudstaven of bankbiljetten in, maar twee zwarte 9mm-pistolen. Met een dichtgemaakte loop. Startpistolen. De coördinator start & finish van de NN Marathon Rotterdam heeft voor het bezit van die sportieve wapens een vergunning op zak. Het knallende schiettuig gebruikt ie alleen op de zaterdag, tijdens de Kids Runs en de City Run – en bij andere evenementen zoals de NN CPC Loop Den Haag, de Ladiesrun Rotterdam en de DSW Bruggenloop Rotterdam.
‘Elk jaar ga ik naar het politiebureau om die vergunning te verlengen. Dan moet ik van alles invullen, zeggen dat ik me netjes gedragen heb en zestig euro aftikken. Dan kan ik weer een jaar vooruit. De organisatie betaalt de kosten. Een speciale politie-eenheid komt checken of ik inderdaad een vaste kluis voor de wapens heb – dat is een voorwaarde. Want je kunt er weliswaar geen kogels mee afschieten, maar ze zien er zo gevaarlijk uit dat je ze niet overal mag laten slingeren.’