Twee simpele trucs om sneller te worden

Ja, hardlopen moet leuk blijven. Maar meestal is het nog wat leuker als je een beetje sneller loopt. Daarom twee trainingsvarianten waarmee je snelheid kweekt. 
Om een snellere loper te worden, heb je intervaltrainingen nodig. Die komen van pas tijdens allerlei wedstrijden, zelfs bij een marathonvoorbereiding.

Iedereen kan op zijn niveau intervals implementeren in zijn training. Beperk aanvankelijk wel de duur van de blokken en bouw stelselmatig op. Koppel in het begin ook geen tijdsdoel aan je intervals, maar probeer bijvoorbeeld 2 x 5 minuten van je training op een hoger tempo te lopen. Daarna kan je het aantal herhalingen verhogen en/of de duur van je blokken verlengen. Energy Lab-coach Paul Van Den Bosch gaf in ons magazine eens een goede richtlijn om te weten of je klaar bent voor intervals: “Je moet zonder problemen een uur lang 10 km/u kunnen hardlopen. Als je er zonder echte opbouw mee begint, heb je veel kans op blessures.”Twee simpele manieren om intervals in je training te steken.

1. Naar boven

Obstakels zijn ideaal om een interval te doen. Denk aan een heuveltje in het bos of een brug. Ga op een stevig tempo omhoog en herhaal dat. Ook in dit geval begin je met een beperkt aantal herhalingen en bouw je stelselmatig op.

2. Sprint

Deze methode is een afgeleide van het puntje hierboven. Hierbij leg je het intensieve blok op het einde van je training. Kies bijvoorbeeld voor een snel laatste stuk van 5 minuten of deel je eindsprint op in twee blokken van 2,5 minuten. Ook hier kun je het aantal herhalingen of de duur van je eindsprint na verloop van tijd opbouwen. Hoe langer je ‘eindsprint’ wordt, hoe realistischer het wordt om een negatieve split te lopen (het tweede deel van je wedstrijd/training is sneller dan het eerste). We adviseren je wel om na dit intensieve deel een cooling-down te doen. Dus ga niet gelijk naar binnen. Je herstelt daardoor sneller en het scheelt blessures.

Like this article? Share it!

Misschien vind je deze ook interessant?