Wetenschappers houden doorgaans van formules. Als A dan B, als X dan Y. Deze formules worden ook toegepast op hardlopen. Factoren als geslacht, leeftijd, trainingsuren, trainingssnelheid of resultaten van wedstrijden worden gebruikt om te voorspellen hoe hard iemand kan lopen op bijvoorbeeld de (halve) marathon. Of zulke formules bruikbaar zijn? Dat valt nog te bezien.
Leeftijd, geslacht en BMI
In een recente studie werden tal van factoren bestudeerd. Er werd steeds gekeken of een bepaald kenmerk (zoals geslacht, leeftijd en gewicht) een relatie hield met de gelopen tijd op een halve marathon. Het ging hierbij om recreatieve lopers. Uit dit onderzoek bleek dat de drie belangrijkste voorspellers geslacht, leeftijd en BMI waren. Mannen waren (logischerwijs) sneller op alle afstanden, maar hoe langer de afstand, hoe kleiner het verschil in snelheid. Ook het soort training dat je doet bleek verband te houden met je wedstrijdsnelheid. Doe je meer tempotrainingen dan ben je vooral sneller op kortere afstanden, terwijl het totaal aantal kilometer dat je wekelijks loopt invloed heeft op je snelheid op alle afstanden. Of, met andere woorden, hoe meer je loopt, hoe sneller je wordt. Overigens is er ook een verband tussen BMI, wekelijkse kilometers en trainingssnelheid. Mensen die meer en sneller lopen zijn lichter.
De formule van Riegel
Een formule die veelgebruikt wordt in de hardloopwetenschap is de formule van Riegel. Deze stelt dat de tijd voor race a / tijd voor race b = (afstand voor race a / afstand voor race b)k. K is de vermoeidheidsfactor die aangeeft dat je langzamer wordt bij langere wedstrijden. Deze zou 1.08 voor elitelopers en 1.05-1.06 voor recreatieve lopers zijn. Ter voorbeeld: Je loopt de 10 kilometer in 50 minuten. Als je wilt weten hoe lang je over de 21.1 km doet dan reken je uit (50/tijd 21.1) = (10 / 21.1)1.05 = 50/x = (0.47)1.05. Met een tijd van 50 minuten op de 10 kilometer zou je de halve marathon dus in 1:39:30 moeten kunnen afleggen. Volgens de onderzoekers is deze formule redelijk betrouwbaar voor recreatieve lopers tot een afstand van 21.1 kilometer. Voor de hele marathon zou de formule je echter 10 minuten rijker rekenen dan doorgaans realistisch is.
De invloed van tempotrainingen en BMI
Met gebruik van de formules en berekeningen konden de wetenschappers precies nagaan hoeveel invloed tempotrainingen en BMI had op je eindresultaat op de marathon. Pas je regelmatig intervaltrainingen in je schema dan ben je als man zo’n 4:46 min en als vrouw zo’n 3:07 min sneller op de hele marathon. Een hoger BMI heeft meer effect op je als man. Voor elke punt BMI hoger (dus bijvoorbeeld van BMI 22.0 naar 23.0) ben je als man 40 seconden langzamer dan een vrouw die een punt hogere BMI heeft. Train je 80 kilometer per week in plaats van 48 kilometer dan ben je als man 25:32 min sneller en als vrouw 31.41. En ben je 50 in plaats van 30 jaar dan ben je als man zo’n 16:18 langzamer en als vrouw 21:37. Het lijkt er dus op dat je als man minder last hebt van een hogere leeftijd, meer baat hebt bij intervaltraining en meer op moet passen met een hogere BMI. Vrouwen hebben juist weer meer aan duurtraining.
Jouw voorspelde marathontijd
Ben je benieuwd naar je voorspelde marathontijd volgens de verbeterde formule van de onderzoekers? Op http://slate.me/2citRyI kun je met een aantal ingevoerde gegevens berekenen hoe snel je bent op je volgende marathon.