Lang was hardlopen in het openbaar iets vreemds dat sociale weerstand en zelfs agressie opriep. In de jaren 70 veranderde dat en ontstond de eerste ‘loopgolf’, die mede door de marathonsuccessen van Gerard Nijboer (olympisch zilver in 1980, EK-goud in 1982) steeds meer gestalte kreeg. Op deze pagina’s hebben we aandacht voor ‘lopers van het eerste uur’, pioniers die er al bij waren toen de eerste grote hardloopevenementen van de grond kwamen.
TEKST: HENK VAN DER SLUIS
FOTO’S: Amsterdam Marathon, Dam tot Damloop, Egmond Halve Marathon, Golazo
MARTIEN DROOG (71)
“Op mijn werk zeiden ze: Je moet stoppen met marathons”
Het regende de gehele dag en de rondjes rond de Kralingse Plas gingen ook vervelen, maar Martien Droog genoot volop van die eerste NN Marathon Rotterdam. “Hardlopen was nog niet zo ingeburgerd. Veel mensen vonden het vreemd om een groep lopers voorbij te zien komen. Toen we op de Maasboulevard een studentenflat passeerden, gooiden ze van alles uit het raam, vooral rijp fruit. We liepen gewoon door, maar raar was het wel.”
265 lopers hadden zich ingeschreven, 180 haalden de finish. Martien Droog eindigde als 24ste in 2.40.17. De Schot John Graham won in 2.09.28.
“Je kreeg na een paar weken een mooi uitslagenboekje toegestuurd. Dat heb ik altijd bewaard. Ik liep lange tijd in een groepje met Marja Wokke, de snelste van de drie gestarte vrouwen. Ik zoek het even op, zij werd 31ste in 2.43.23.”
De start was op zaterdagmiddag om half vier in het Kralingse Bos. “En op de Coolsingel moest je destijds nog een rondje van 1 kilometer lopen voordat je bij de finish was. Wie dat rondje het snelst aflegde, kreeg een speciale prijs.”
Martien had eerder ook al de marathon van Zwolle gelopen. “Destijds riepen ze je spottend na: ‘Ze hebben ‘m al.’ Hardlopen was nog iets bijzonders. In mijn woonplaats Waddinxveen ging iedereen op voetbal, ik ook. Om mijn conditie te verbeteren, begon ik met hardlopen bij de plaatselijke atletiekclub. Ik ging steeds meer lopen en toen ik 18 was, heb ik het voetballen opgegeven.”
Meer dan tien marathons voltooide de voormalige werkvoorbereider bij een elektrotechnisch bedrijf. “Mijn beste tijd was 2.39, in Etten-Leur. Ik heb ook weleens de Midwintermarathon van Apeldoorn in de sneeuw gedaan. Je liep in een voetbalbroekje, dan waren de binnenkanten van je benen wel kapotgeschuurd. Ik was eens een week ziek en meteen zeiden ze op mijn werk: ‘Je moet stoppen met marathons.’ Dat heb ik natuurlijk niet gedaan; vijf dagen ziek op de 365 van een heel jaar, dat vind ik geen noemenswaardig ziekteverzuim.”
Nog altijd geeft Martien zes dagen per week training, onder meer bij de Rotterdamse club PAC. “Mijn drie zoons gingen er hardlopen en ik stond altijd langs de kant. ‘Help mee’, zeiden ze en van het een kwam het ander. “Ik loop zelf nog één à twee keer per week en ik wandel elke dag met mijn vrouw. De marathon van Rotterdam? Die volg ik alleen nog voor de tv.”
JOOP BEENTJES (73)
40 keer van start in Halve Marathon van Egmond
Het idee ontstond in de kroeg. Met twee vrienden besprak Joop Beentjes aan de bar het leven van alledag toen een van hen zei: ‘Weten jullie dat morgen de Halve Marathon van Egmond is?’ Spontaan besloten ze mee te doen en te toostten op de goede afloop. Noem het jeugdige overmoed.
“Ik lag ’s nachts om half twee op bed en was niet echt goed voorbereid”, herinnert Beentjes zich. “Maar we schreven ons op zondagochtend in de sporthal toch in. Elke vrijdag liepen we met z’n drieën een stuk over het strand, een halve marathon zou ook wel lukken.”
Het was op zondag 13 januari 1974 de tweede editie van het evenement, met 770 inschrijvingen. Voor Joop Beentjes zouden er nog 39 afleveringen volgen. In 2018 liep hij voor de 40ste en laatste keer de tot klassieker uitgegroeide Halve Marathon van Egmond. “Ik was toen 70 en vond het wel mooi geweest.”
De sportieve inwoner van Limmen, vroeger werkzaam in de modewereld, voetbalde aanvankelijk ook. “Totdat ik een flinke trap kreeg en dagen geblesseerd was. Ik ben gaan hardlopen en dat doe ik nog steeds op zondagmorgen. Daarnaast ben ik nu voorzitter van AV Castricum.”
Nog afgezien van de zwaarte van het parcours door de duinen en over het strand waren de omstandigheden voor de lopers in de jaren 70 allesbehalve ideaal. “Je zette je tas met spullen ergens langs de kant van de weg. Sanitaire stops deed je in de bosjes. En de eerste keer liep ik in een katoenen shirt. Mijn tepels waren na afloop door het schuren flink beschadigd. Het was allemaal nogal amateuristisch, maar de sfeer was altijd fijn. Bij het lopen vervagen alle verschillen, er zijn geen rangen of standen. De onderlinge verbondenheid is groot. Als je het moeilijk hebt als je tegen de wind optornt, is er altijd wel iemand die je met een paar simpele woorden oppept: ‘Kom op, je kan het!’
JEFF HUISMAN (63)
‘Luie loper’ door weddenschap in eerste Dam tot Damloop
Jeff Huisman noemt zichzelf ‘de meest onatletische loper van Nederland’, kortom ‘geen echte hardloper’. Maar het is leuk en gezond om te doen, beseft de kleine, gedrongen Amsterdammer. “Mede door het hardlopen kon ik mijn gewicht in de hand houden. Ik heb weleens 125 kilo gewogen, nu nog maar 95.”
Huisman handbalde ‘zonder veel talent maar tactisch, verdedigend sterk’ bij AHC ’31 en zelfs in Jong Oranje. Ook speelde hij tafeltennis en stond hij op de judomat. Bovendien probeerde hij het als worstelaar. “Mijn trainer zei: ‘Je moet iets aan je conditie doen, want je kunt een partij niet eens fatsoenlijk afmaken.’ Toen ben ik gaan hardlopen, ik was een jaar of 17, 18.”
Meer dan vijf kilometer liep hij aanvankelijk niet, maar toen borrelde in 1985 het idee op mee te doen aan de eerste Dam tot Damloop. “Het ging om een weddenschap met mijn broer Jacques, een betere loper. Halverwege de tien Engelse mijl dacht ik: waar ben ik in hemelsnaam aan begonnen? Ik ben een luie loper en vind het altijd zwaar om de finish te halen. Toch blijft hardlopen leuk.”
Ook na het hartinfarct dat hij afgelopen zomer kreeg. “Ik leefde redelijk gezond, rookte niet, jogde vier keer per week, maar bleek erfelijk belast te zijn. Op 26 augustus, die dag vergeet ik nooit, liep ik ’s morgens om zes uur mijn gebruikelijke rondje toen ik mij opeens heel erg moe voelde. Ik heb de laatste 500 meter naar huis gewandeld en maakte mijn vrouw wakker met de woorden: Ik voel me niet lekker, ik ga niet werken. Niet veel later lag ik in een ambulance. Het voelde alsof een veel te strak T-shirt over mijn lichaam werd getrokken. Binnen een uur ben ik gedotterd. Mijn vader en broer hadden hetzelfde al veel eerder meegemaakt.”
De sportinstructeur en bewaarder van de gevangenis op Schiphol loopt in zijn woonplaats Alkmaar nu alweer in rustig tempo naar het ziekenhuis als hij ‘op controle’ moet. “Lopen is ontspannend, het maakt je hoofd vrij. Toen mijn vrouw een aantal jaren geleden ernstig ziek was, vond ik het ook een prettige manier om de zinnen even te verzetten. Ik ben blij dat het weer kan, ik blijf het graag doen.”
JAN TE BRAKE (84)
Met hoge bloeddruk van start in marathon van Amsterdam
Postbode Jan te Brake liep in maart 1975 zijn debuutmarathon in Hilversum, maar er werd wat lacherig gedaan over de juiste lengte van het parcours. Daarom besloot hij twee maanden later mee te doen aan de eerste editie van de in ere herstelde marathon van Amsterdam. “Het was hetzelfde parcours als bij de Olympische Spelen van 1928; dan moet de afstand wel goed zijn, dacht ik.”
Van de 283 deelnemers eindigde Te Brake als nummer 132 in 3.11.50. Hij was 38 jaar, een laatbloeier. “Ik deed alles op gevoel. Wat wisten wij vroeger nou van training? We deden maar wat hè. Ik liep in het begin op gewone gymnastiekschoentjes. Een dorpsgenote in Aalten die op een textielfabriek werkte, maakte hemdjes voor lopers, dat was al heel wat.”
Toen hij in Amsterdam op de dag van de marathon zijn startnummer kwam ophalen, volgde een summiere keuring, herinnert Te Brake zich. “De dienstdoende arts zei: ‘Uw bloeddruk is aan de hoge kant.’ Ja, heb ik geantwoord, wat wil je zo vlak voor de start, het is allemaal zo spannend. Ik kreeg ter plekke het advies een zouttabletje te nemen tegen uitdroging. Mijn huisarts zei later dat het je reinste vergif was.”
Meer dan 50 marathons liep Te Brake, waaronder tweemaal die van Athene. “Ik wilde me niet laten verrassen door het Griekse voedsel en nam dingen als wortels, fruit, brood en kaas in mijn koffer mee. De helft moest ik achterlaten bij de douane”, vertelt hij lachend. “Het waren andere tijden. Bij sommige lopen, zoals de 100 km Run van Winschoten waaraan ik geregeld meedeed, zag je meer vrijwilligers dan deelnemers.”
Ooit stoomde hij Bennie Jolink met zijn popgroep Normaal klaar voor de marathon van New York. En als bestuurslid van de plaatselijke atletiekvereniging AVA stond hij ook voor iedereen klaar. Nu loopt hij alleen nog met een stok of achter een rollator. “Ik ben blij met alles wat ik nog kan.”
HUUB VAN DEN ELZEN (68)
Op geitenwollen sokken in de Midwintermarathon
Drinken tijdens het hardlopen, daar dacht je vroeger niet zo over na. Huub van den Elzen pakte in de Midwintermarathon van Apeldoorn, begin jaren 80 zijn debuut op de klassieke afstand, zijn eerste bekertje water pas bij de verversingspost op 40 kilometer. “Ik dronk meteen drie bekertjes achter elkaar en toen ik weer verder wilde lopen, kreeg ik mijn benen niet meer van hun plek. Ik stond aanvankelijk als aan de grond genageld.”
Nu kan de inwoner van Best, in zijn werkzame leven eigenaar van een administratiekantoor, grinniken om die anekdote. “Ik liep op geitenwollen sokken en in een dik katoenen shirt. Samen met mijn lange haar moet het een komisch gezicht zijn geweest.”
Bijzonder was ook de eerste ‘nieuwe’ marathon van Eindhoven in 1982. “Ik was lid geworden van atletiekclub De Keien en de trainer fietste mee met een deelnemerslijst bij de hand. Ik liep een negatieve split, de tweede helft van de race sneller dan de eerste, en elke keer als ik een loper passeerde, zocht hij diens naam op en zei: ‘Je haalt nu die en die in’. Dat vond ik een heel bijzondere manier van aanmoedigen.”
In Amsterdam, op bezoek bij vrienden, kwam Van der Elzen definitief in de ban van het hardlopen. “Ik was zelf net vrijblijvend begonnen, was gestopt met roken en wilde niet te dik worden. Het was 1979. We gingen de stad in en ik wist niet eens dat er een marathon was. Ik zag die dag bij toeval hoe Gerard Nijboer op de Dam zegevierde in een Nederlands record van 2.09.01. Nijboer werd een voorbeeld, een atleet met ijzeren discipline en een groot doorzettingsvermogen.”
Van der Elzen loopt nog steeds, geeft bovendien overdag training aan een loopgroepje. “Atletiek zit in mijn hart. Mijn vriendin en twee zoons lopen ook. Ik vind het bovendien een prachtige manier om tijdens vakanties een vreemde omgeving te verkennen. Fietsen doe ik eveneens graag. Met mijn zoons ga ik één keer in de twee jaar een week fietsen op Mallorca. Ik wil in beweging blijven.”
MONIEK KINGMA- SCHIPPERS (61)
“Wat een man kan, dat kan ik ook”
Vrouwen waren in de jaren 70 en 80 bij hardloopevenementen ver in de minderheid. Daar is langzamerhand verandering in gekomen. Moniek Kingma was een van de dames die dachten: wat een man kan, dat kan ik ook. “Mijn echtgenoot liep met collega’s en ik stond altijd langs de kant. Ze deden over de 10 kilometer hardlopen 46 à 47 minuten. Dat vond ik snel, ik kon er met mijn verstand niet bij. Later deed ik er zelf 40 minuten over.”
Ze is in 1985 met hardlopen begonnen. “Mijn eerste officiële wedstrijd liep ik een jaar later; ik was 25 en deed mee aan de Droomtijdloop in Delft. Die vindt plaats wanneer de zomertijd wisselt naar de wintertijd. Je start om twee uur ’s nachts en de klok gaat om drie uur een uur terug. Op die manier loop je een halve marathon in een ‘toptijd’”, vertelt de zorgmedewerkster met een glimlach.
Inmiddels heeft ze elf marathons volbracht, waaronder die in Rotterdam (30ste vrouw in 1990) en die in Etten-Leur (6de vrouw in pr van 3.25.40, 1994). “Ik heb in 2015 in Zuid-Limburg ook de eerste Marathon Via Belgica gelopen.”
Ze is geboren in Rotterdam en woont nu in Breda. “Daar doe ik altijd mee aan de Haagse Beemden Loop, vernoemd naar het stadsdeel waar ik woon. Ik heb niet één editie overgeslagen, ook niet toen ik zwanger was. Het is een traditie. In 2019 liep ik tijdens de 30ste keer de 30 kilometer en stond ik zelfs als tweede op het podium.”
Ook memorabel: als beste recreant op de 10 Engelse mijl kreeg ze in 1990 tijdens de Baggermolenloop in Sliedrecht als prijs het lidmaatschap van de Atletiekunie aangeboden inclusief looplicentie. “Dat gaf wel een boost, het motiveerde mij om fanatieker te gaan trainen”, erkent de moeder van Maya Kingma, de olympische triatlete die tijdens de Spelen in Tokio opviel met de 11de plaats (individueel) en de 4de plek met het Oranje-team.
Inmiddels heeft Moniek zelf wat gas teruggenomen, maar ze loopt nog steeds met veel plezier drie keer per week.
MICHEL DE MAAT (59)
“Bij de CPC zag ik Afrikanen onderweg hun schoenen weggooien”
Michel de Maat stond in 1981 bij de Marathon Rotterdam langs de kant en dacht: zoiets wil ik ook! “Ik had nog nooit een marathon gezien. Ik stond op de Coolsingel bij het Stadhuis in de regen en vond het heroïsch wat die atleten deden.”
Aanvankelijk was hij een redelijk succesvolle triatleet, totdat hij in 1988 koos voor de wegatletiek. “Hoewel ik veel tijd in training stak, boekte ik geen vooruitgang met zwemmen en fietsen. Sindsdien heb ik zo’n 60 marathons gelopen, 6 per jaar. Ik heb ze afgelegd in 2 uur 15 (in 1990 in Amsterdam), in 2.16. 2.17, 2.18 tot 2.30 aan toe. Ik wilde alles weten, las alles wat erover hardlopen werd geschreven.”
In 1986 won Michel de Midwintermarathon van Apeldoorn, bij een van de vele edities van de CPC Loop Den Haag zag hij ‘hoe Afrikanen onderweg hun schoenen weggooiden’ en blootvoets nog te snel voor hem waren, en bij de Westland Marathon beloonde de organisatie hem na zeven optredens in 1991 met de ‘promotieprijs’. Al met al een mooie carrière.
“Ik heb er altijd van genoten als ik in een kopgroep meeliep met atleten als Gerard Nijboer, Marti ten Kate en John Vermeule. In 1989 won ik de stadsmarathon van Split en kreeg ik een gratis reis aangeboden naar de EK atletiek van een jaar later in die Kroatische stad.” In immense hitte eindigde Ten Kate daar als 14de, Nijboer en Vermeule vielen uit. “Het zou mij ook veel te heet zijn geweest.”
Toenmalig bondstrainer Bob Boverman noemde hem ‘een oermens, een eigengereide atleet die met een gezonde nieuwsgierigheid zijn grenzen aftast’. “Zo was het inderdaad. Ik was fanatiek, liep 150 kilometer per week, maar heb ook de marathon van New York als een toerist voltooid, bij de verversingsposten maakte ik foto’s voor een eindexamenwerkstuk over voeding & sport.”
Nu gaat zijn energie vooral naar RunningPoint, zijn hardloopspeciaalzaak in Vlaardingen. Ik heb me gespecialiseerd in de verkoop en inruil van hardloophorloges. Vroeger had je dat allemaal niet. Neem ook mijn wedstrijdschoenen van toen: ik trok altijd met een nijptang de slijtzool eraf en bracht voor elke wedstrijd met lijm een dun beschermlaagje aan. Dat scheelde flink in gewicht.”
JAN ELHORST (73)
“Een mooie belevenis om te racen door de Tarzanbocht”
Jan Hendrik Elhorst was negen jaar oud toen hij al interesse kreeg in de marathon. “Mijn familie woonde langs het parcours van de oudste marathon van Nederland, die van Enschede. Ik was onder de indruk van de ‘eenzame’ lopers in het Twentse landschap. Piet Bleeker werd er Nederlands kampioen in 2.32.39.”
Op de middelbare school bleek zijn aanleg voor het hardlopen tijdens een loopje dat de gymnastiekleraar had uitgezet in ‘mijn mooie Almelo’. Het duurde meer dan tien jaar voordat hij zich in 1974 inschreef voor een marathon op het circuit van Zandvoort. “Er waren welgeteld 476 deelnemers. Een mooie belevenis om door de Tarzanbocht te ‘racen’. Ik deed er onvoorbereid vier uur over en stijfheid was voor mij een nieuwe ervaring. Halverwege wilde ik zelfs stoppen.”
Iets beter voorbereid deed hij, na een aantal baantrainingen bij AAC onder leiding van Bob Boverman, een jaar later mee aan de eerste marathon van Amsterdam. “Ik herinner me dat Henk Kalf won in een Nederlands record van 2.16.53, maar zelf ben ik zes kilometer voor het einde uitgestapt; het werd opeens zwart voor mijn ogen. Van sportvoeding en drankjes wist je toen nog niks en om kleding bekommerde je je evenmin. Ik herinner me een Sloterplasloop in zeer warm weer. Er fietste iemand mee met een emmer water aan zijn stuur, een beker en een spons. Zo ging dat. De verschillen met vroeger zijn groot. Vroeger werd je voor gek versleten als je hardliep, nu ben je gek als je niet loopt!’ Het is gezond!”
Met dank aan Truus van den Berg (‘die moet je even noemen, hoor, ze is een trainster die ook aandacht heeft voor lopers met minder talent en ambitie’) vestigde hij in 1998 in Rotterdam een pr van 2 uur 54 op de marathon. “Op mijn 70ste heb ik mijn voorlopig laatste marathon gelopen. Nu train ik voor 2023 wanneer ik 75 hoop te worden en wie weet lukt het vijf jaar later nog een keer. Je hebt in elk geval iets om over te praten”, zegt de voormalige tandarts in zijn huidige woonplaats Den Helder. “Ik loop graag alleen, maar een groep heeft ook zijn voordelen, zo kon iemand mijn schoenveter strikken toen die loszat. Zelf ben ik er te stram voor.”