Marti ten Kate, ‘veertig’ jaar jong

Een kleine twintig jaar geleden beëindigde Marti ten Kate zijn topsportcarrière. Anno 2018 bekleedt hij met zijn 2.10.04 – op 16 april 1989 op de Rotterdamse Coolsingel gerealiseerd – nog altijd de vijfde plaats op de Nederlandse marathonranglijst aller tijden. We praten hem daarover, maar ook over verschuivende begrippen, het wereldrecord van Eliud Kipchoge, het Nederlandse bedrijfsleven, files en de recreatieloper. Constateringen en overpeinzingen aan de vooravond van zijn zestigste verjaardag. Marti ten Kate dus.

Op 16 december viert Marti ten Kate in het bijzijn van familie en een aantal vrienden ergens onder de rook van Enschede onder het genot van een hapje en een drankje zijn ‘veertigste’ verjaardag. Veertig? Jazeker, want zestig is het nieuwe veertig. De levensverwachting van de mens stijgt en daarmee zijn aantal actieve, gezonde en productieve jaren. Geraniums zijn passé.

‘Ik ben fit. Zelfs maar een klein beetje zwaarder dan tijdens mijn topsportjaren. Ik geef looptrainingen aan mijn collega’s op Papendal en bij de gemeente Enschede en indien mogelijk loop ik ook nog dagelijks zelf. Dat ik aan dat laatste niet altijd toekom, heeft te maken met mijn werk’, bevestigt Ten Kate het nieuwe veertig. Want ook zijn werkzaamheden bij NOC*NSF eisen veel tijd. Ten Kate houdt zich bij de Athlete Services binnen de Nederlandse sportkoepel bezig met de ondersteuning van sporters met een topsportstatus en aan het zo goed mogelijk vormgeven van de voorzieningen voor deze sporters.

foto Rob Weeda

‘Zestig, wat zegt het’, haalt hij zijn schouders op. ‘Natuurlijk is het een groot goed om fit die leeftijd te halen. Maar verder? Het zal niet anders voelen dan 59. Vijftig en 65, dat zijn – of liever dat wáren – grote zaken. ‘Bij vijftig begon het op te schieten, bij 65 was je aan de eindstreep. Gelukkig zijn die twee begrippen steeds meer aan het verschuiven en vervagen.’ Pás zestig dus? Ten Kate: ‘Zeker.’ Maar waar volgens de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd (WGBL) arbeidsvoorwaarden en behandeling van de werknemer in beginsel leeftijdsonafhankelijk dienen te zijn, wordt een en ander door Ten Kate bij het nog immer beoefenen van zijn sport niet altijd als zodanig ervaren.

Aparte ervaring

Ronduit hilarisch is de toelichting waarmee hij dat gevoel onderbouwt. ‘Soms doe ik nog wel eens de halve van Egmond. Destijds ging ik daarheen als toploper. Wanneer ik het podium haalde , werd ik geroepen voor de prijsuitreiking, stapte ik daarna in de auto en was ik voor de file thuis.’

‘Op een gegeven moment word je 25ste, met een eindtijd die twee minuten langzamer is dan die van een jaar eerder’, grijnst hij. ‘Dan komt er iemand naar je toe en zegt: ‘proficiat meneer Ten Kate, u bent tweede geworden in de categorie mannen 40.’

‘Het proces van de prijsuitreiking is vervolgens hetzelfde als bij de toplopers. Het protocol niet. Het is wachten, wachten nog eens wachten. Als je eenmaal bij mannen 40 hoort, ben je ondanks een podiumplaats nooit meer voor de file thuis. Een heel aparte ervaring. Ik heb daar erg aan moeten wennen.’

‘Hoe moet dat dan straks bij mannen 60’, herhaalt hij olijk kijkend de vraag. ‘Ik heb geen plannen om in die categorie indoor of outdoor kampioen te worden.. Bovendien: als je inschrijft, moet je een tijd kunnen overleggen. En die heb ik niet’, lacht hij.

Jammer

‘Terugkijkend op mijn topsportcarrière denk ik te kunnen zeggen, dat ik alles eruit heb gehaald wat erin zat. Jammer is wel dat er in mijn tijd nog geen WK halve marathon bestond. Daardoor heb ik helaas nooit kunnen laten zien waartoe ik op die afstand in staat was. Ik denk dat ik daar destijds zeker top 5 had kunnen lopen.’

‘Kijkend naar het heden zeg ik: ik ben 30, 35 jaar te vroeg geboren. Ik zou op dezelfde manier begonnen zijn, maar ik zou niet meteen zijn gaan werken, van het vervullen van de militaire dienstplicht zou geen sprake zijn geweest en ik zou wat langer over de studie hebben gedaan. Waarschijnlijk was ik dan ergens in een team terecht gekomen met alle mogelijkheden van dien. Al zeg ik eerlijk dat ik niet weet of dat bij mij gepast zou hebben.’

Zijn 2.10.04 van dertig jaar geleden bewijst de kracht van zijn aanpak van weleer. ‘Eigenlijk is het triest, dat ik hiermee nog altijd zo hoog op de ranglijst sta en dat van opvolging (nog) geen sprake is. Ik was zestien, zeventien jaar en trainde dertien, veertien keer in de week. Dat zie ik nu geen atleet meer doen en dat zie je terug in de diepte van de ranglijsten.’

Eigen wijze

Niet toevallig veroverde Marti ten Kate op volstrekt eigen wijze startbewijzen voor wereldkampioenschappen op baan en weg, Europese kampioenschappen en Olympische Spelen. Maar hoe fraai die agenda ook is, wat beleving betreft, hij voltooide zijn mooiste wedstrijden toch vooral buiten de mondiale schijnwerpers. Alleen zijn Olympische 10 kilometer in Seoul (9e in 27.50.30) beschrijft hij als ‘mijn mooiste wedstrijd op de baan ooit’. ‘Maar qua ervaringen komt deze wedstrijd niet in mijn top 10. Mijn marathons in Enschede, Rotterdam (3x), New York en Eindhoven heb ik als veel mooier beleefd.’

‘Met de marathon in Seoul op zondag is een finaleplaats op de 10.000 meter op maandag nooit mijn bedoeling geweest. Maar afmelden kon niet volgens de regels. Als een atleet zich afmeldde voor een nummer was het hem verboden om verderop in het toernooi nog in actie te komen.’

‘Ik móest dus lopen. Mét blaren en op een keiharde baan. Op spikes lukte dat niet, daarom de wegwedstrijdschoenen maar aangetrokken. Later hoorde ik dat – bij een close-up van mijn voeten op tv – men bij Nike Nederland had gezegd dat ze zulke spikes nog nooit gezien hadden’, lacht hij.

Flow

Wat wereldkampioenschappen betreft, is er ook slechts één wedstrijd waaraan Ten Kate mooie herinneringen bewaart: het WK cross in 1990. Op slechts 46 tellen achter de Marokkaanse winnaar Khalid Skah maar zeven tellen vóór de Keniaanse wereldkampioen John Ngugi eindigde hij als één van de 230 (!) deelnemers op de paardenrenbaan van het Franse Aix les Bains als zestiende. ‘Ik zat daar in een flow. Het voelde die dag alsof ik de hele wereld aankon.’

Hoogtepunt

Hoe mooi zijn ervaringen ook zijn, er gaat niets boven de marathon van 1989 in zijn eigen Enschede. Als bonus stelde de organisatie er honderd gulden in het vooruitzicht voor elke seconde die de winnaar onder het parcoursrecord van 2.11.50 zou duiken. Ten Kate: ‘Ik had berekend dat dit bedrag aardig zou kunnen oplopen, zeker wanneer ik een nieuw persoonlijk record zou neerzetten.’

Dat pr kwam er niet, maar dank zij het uitstekende werk van zijn haas Gerard Nijboer snelde Ten Kate naar een eindtijd van 2.10.57. ‘Ik was pas laat thuis’, knipoogt hij naar de halve van Egmond. ‘Bij de dopingcontrole wilde het water maar niet komen. De prijsuitreiking werd er zelfs voor uitgesteld. Pas na een aantal pilsjes kon er worden geplast.’

Hoogste schaal

‘Met een startgeld van 10.000 gulden, een eerste prijs van 10.000 gulden en 5300 gulden bonus voor elke seconde onder het parcoursrecord ben ik – goed om me heen kijkend – samen met Jolanda naar huis gefietst. Een dag later moest het geld gestort worden op mijn rekening bij de Atletiekunie. Als amateur mocht je immers niets aan je sport verdienen. Na mijn loopbaan werd het geld uitgekeerd. Ik promoveerde bij de belastingdienst meteen naar de hoogste schaal. In recordtempo was ik het grootste gedeelte van mijn spaarcenten kwijt.’

Ten Kate mixt verleden en heden: Enschede 1989, Berlijn 2018. In 1989 stond het wereldrecord met 2.06.50 op naam van Belayneh Densimo. Nu op 2.01.39. ‘Fantastisch mooi’, zegt hij met prachtige Twentse tongval. ‘Geweldig wat Eliud Kipchoge in Berlijn voor de wegatletiek heeft gedaan. Meteen na de start dacht ik al: daar gaat iets gebeuren. Die man loopt zo steady en geconcentreerd. Indrukwekkend. Kiene loper. Onder de twee uur? Nee, dat zie ik Kipchoge niet meer doen. Hij wordt ook ouder. Bovendien: hazen die hem in dat tempo naar 30/35 kilometer kunnen brengen, zijn er niet. Des te knapper is zijn wereldrecord. Hij heeft het alleen gedaan.’

‘Ik heb de hele race via de social media gevolgd. Heb alle tussentijden van Kipchoge, Bart van Nunen en Andrea Deelstra meegekregen. Andrea viel helaas wat tegen, van Bart heb ik genoten. Nederland moet blij zijn met Bart. Zoals Nederland ook blij moet zijn met Sifan Hassan en Susan Krumins. Wat betreft het laatste EK atletiek zijn het hún beelden, die samen met die van de finale van de 400 meter vrouwen en het polsstokhoogspringen bij de mannen beklijven.‘’

‘Zonde dat atletiek en bedrijfsleven in ons land nog (te) ver uit elkaar staan’, meent Ten Kate. ‘Nationale Nederlanden laat al heel lang zien wat je met atletiek als uithangbord kunt doen. Maar alleen kunnen zij het ook niet. Het zou prachtig zijn als er nog een groot Nederlandse bedrijf zou instappen.’

Smoel

‘De wegatletiek is veranderd, vindt hij. Waar vroeger de toplopers smoel gaven aan een marathon, is het nu het aantal deelnemers. Ik weet nog dat we bij de eerste Zevenheuvelenloop met 300 man naar de start wandelden. Na 70 minuten was iedereen binnen.’

‘De drukte in een wedstrijd zit nu veel verderop. In mijn tijd was iedereen in een wedstrijd over 10 kilometer na drie kwartier binnen. Nu begint het na drie kwartier pas te komen. Ook de instelling is veranderd. Iedere marathonloper loopt in principe voor zichzelf. Voor een limiet, een kampioenschap, een persoonlijk record. Zo gaat iedere loper de wedstrijd in. Intensief bezig met zijn doel. Na de finish is het dan zwart of wit. Een marathonloper kon alleen van zichzelf verliezen.’

‘Dat is niet meer. De mensen die nu deelnemen aan de grote marathons doen dat voor hun ontspanning. Voor de beweging. Voor het wij-gevoel. Om erbij geweest te zijn. Daar kun je best jaloers op zijn. Een persoonlijk record is voor die mensen hooguit meegenomen. Meer niet. maar begrijp me goed, dit is absoluut niet de kritiek van een oud-topsporter. Ik vind het juist geweldig dat zo veel mensen kiezen om via hardlopen gezond te blijven.’

Like this article? Share it!

Misschien vind je deze ook interessant?