Wat is een stressfractuur en wie loopt risico?

In 2012 liepen ongeveer 1,9 miljoen Nederlanders wel eens hard. Behalve heel veel loopplezier en kilometers leverde dat ook 610.000 blessures op. Naast veldvoetbal is hardlopen daarmee de sport waarmee de meeste blessures voorkomen: zo’n 5,6 per 1000 uur sporten. Dat is bijna drie keer zoveel als gemiddeld bij de beoefening van sport (2.0 blessures per 1000 uur). Hardlopen kent, meer dan andere sporten, veel overbelastingsblessures. Dit zijn blessures die geleidelijk ontstaan als gevolg van een te hoge belasting en of te weinig herstel tussen trainingen. Een van de meest voorkomende vormen van zo’n overbelastingsblessure is een stressfractuur. Oftewel: een vermoeidheidsbreukje.

Wat is het precies?

Bij een stressfractuur is er sprake van een onvolledige botbreuk. Je botten worden omringd door een hard omhulsel, de zogenaamde cortex. Bij een beginnende stressfractuur raakt deze cortex licht beschadigd en loopt het een deukje op. Het probleem is dat de cortex zelf geen zenuwen bevat en je daarom geen pijn hebt als deze beschadigd raakt. Wanneer er vervolgens doorgetraind wordt kan er een barst of scheurtje ontstaan in het bot zelf. Uiteindelijk kan dit leiden tot een echte botbreuk. Bij hardlopers komt een stressfractuur het meest voor in de voorvoet, het kuitbeen of het scheenbeen. Andere minder vaak voorkomende plaatsen zijn het bovenbeen en het bekken.

Symptomen en diagnose

Het onderkennen van een stressfractuur is niet eenvoudig. Het begint vaak met een lichte zwelling en/of rode vlekken op de plaats van de stressfractuur. Tijdens inspanning is er, direct bij aanvang sprake van een lichte tot hevige pijn. Wanneer er het vermoeden bestaat dat er sprake is van een vermoeidheidsbreukje moet er vrijwel altijd een scan of foto worden gemaakt. Het nadeel van een normale röntgenfoto is dat de fractuur vaak pas zichtbaar wordt als er reeds herstel opgetreden is en er nieuw botweefsel is aangemaakt. De stressfractuur zelf is hierbij vaak onzichtbaar Een MRI (magnetic resonance imaging) wordt momenteel gezien als de meest betrouwbare methode om een fractuur op te sporen. Hierop kan niet alleen een eventueel breukje zichtbaar zijn maar ook de zwelling die voorafgaat aan een volledige stressfractuur.

Wie loop het meeste risico?

Onderzoek heeft aangetoond dat gemiddeld 5,2% (vrouwen) en 4.0% (mannen) van de hardlopers te maken krijgt met een stressfractuur. Bij vrouwen komt het breukje met name voor in het scheenbeen, bij mannen in de middenvoetsbeentjes. Dit zijn de verbindingen tussen de tenen en de voetwortelbeenderen.

Naast geslacht zijn er nog een aantal andere factoren die voor een verhoogd risico op een stressfractuur zorgen. Voor vrouwen zijn dit: Een eerdere stressfractuur, een lage BMI (<21), de eerste menstruatie na het 15e leeftijdsjaar en een sportgeschiedenis van dansen of turnen. Bij mannen is vooral een eerdere stressfractuur bepalend voor een nieuwe blessure. Zowel voor mannen als vrouwen geldt dat een plotselinge toename in omvang of intensiteit, een plotselinge verandering in ondergrond, schoenen met onvoldoende support, roken, een lage botdichtheid (vaak in combinatie met een lage BMI) en een beenlengteverschil zorgen voor een hoger risico. Tenslotte geeft een te kort aan zowel vitamine D als calcium, beide belangrijk voor de opbouw van botweefsel, een grotere kans op een vermoeidheidsbreukje.

De behandeling van een stressfractuur

Wanneer er sprake is van een stressfractuur is het belangrijkste advies dat het aangedane bot in het begin niet wordt belast. Om te voorkomen dat de breuk zich doorzet worden gewichtsdragende sporten op dat moment afgeraden. Het is wel belangrijk de doorbloeding van de spieren rondom het bot te stimuleren met andere vormen van sport zoals zwemmen en eventueel crosstrainen of fietsen. Op geleide van pijn kan er na een aantal weken weer rustig worden opgebouwd. Gemiddeld staat er 6 tot 8 weken voor volledig herstel. Tevens is het van belang in kaart te brengen wat de oorzaak is van de stressfractuur. Als er een stressfractuur is ontstaan in de kop van het dijbeen, het 2e of 5e middenvoetsbeentje en/of de binnenzijde van het scheenbeen dan kan het nodig zijn aanvullend te behandelen. Op deze plaatsen is er meer risico op onvolledig herstel zonder ingrijpen.

Like this article? Share it!

Misschien vind je deze ook interessant?